Ferengi – Parade zomer 2023

De Voorstelling  was zomer ’23 op de 

Een mobiele voorstelling waar je zelf in meespeelt.

“Mensen vinden zichzelf fantastisch!
Maar wat gebeurt er als we vreemde figuren tegenkomen die veel fantastischer zijn dan wij? Wat zullen we doen met die vreemdelingen? Inenten? Isoleren? Gevangen nemen? En wat doen we als ze alles zó veel beter kunnen dan wij dat ze ons in een splitsecond hebben doorzien?
Is dat eigenlijk erg?
Trek je veiligheidspak maar aan en laat je meenemen in dit inlijvingsritueel van de Ferengi’s.”

Je kunt deze voorstelling boeken.
Wij kunnen overal spelen (met genoeg ruimte voor de opblaasbare ruimte).
Neem contact met ons op voor een boeking!

✨✨✨Wat reacties van het publiek ✨✨✨

“Dit is veel te bescheiden en het duurde veel te kort, ik wou hier nog uren lang mee op reis gaan! Mag ik met jullie mee?”

“Ik heb me de hele week kapot gewerkt en toen dit! Dit was wat ik nodig had!”

“Ik ben 85 en ik dacht ‘ik kan dit niet’, maar ik deed het toch, en nu ben ik helemaal jong!”

 

Maker/regie: Dienke Groenhout
Dansers: Alegría van Poppel Lubeigt, Anand Dhanakoti, Fiammetta Ruggiero & Maria Sava
Techniek: Oscar Meijer
Sound design: Remco de Kluizenaar
Assistenten: Ate Meijer, Stella Belzer, Benjamin Nieuwenhuizen

 

Fragmented – Mary Janssen

‘Voel ik me heel, volwaardig, geaccepteerd, sta ik er of val ik uiteen, ben ik in delen, los ik op, vloei ik weg en verdamp ik?’

Becoming is een installatie van Mary Janssen
Potlood op kaasdoek, video/fotografie, en kubus van hout

De kwetsbaarheid van het lichaam vormde het vertrekpunt.
In hoeverre worden we bepaald door de ander?  In hoeverre is onze perceptie slechts weerspiegeling of toevalligheid van invalshoek?
In het contact met elkaar, ook in de fysieke aanraking, worden we gevormd. Met het tactiele doek, gekwetste lichamen van halfmenselijke figuren, van aanraking, wil ik mijn vragen voelbaar maken.
www.maryjanssen.nl

 

Keramiek – Dolyn Kuiper

In zijn boek “Why birds sing” legt David Rothenberg uit hoe spreeuwen menselijke geluiden nabootsen, en die in hun eigen lied verwerken.

“Eén vogel floot vaak de eerste noten van “Way down upon the Swa-“, zonder ooit de neiging te voelen om “-nee River” toe te voegen. Zelfs niet na het horen van de hele zin, honderden keren geoefend op de piano. Ik denk dat dit een duidelijke ‘spreeuw-esthetiek’ laat zien: de vogel vond die verkorte zin gewoon beter… Hij pakt wat hij wil en stopt het in die vreemde spreeuwmuziek.” (David Rothenberg)

Ik doe zoals deze vogel: ik werk met foto’s, waar ik een deel of detail kies, en dat verwerk ik tot mijn eigen beeld. Dit levert vaak een werk op dat bekend voorkomt, maar dat toch niet herkend wordt. Het bevalt me om veel over te laten aan de fantasie en beleving van de toeschouwer.

The White Sand in Exile – Xuan Ha (Vietnam)

Xuan Ha closely approached the business of extracting and mining white sand in her hometown (Thang Binh, Quang Nam) – where it is used to produce glass  to export to developed countries. Xuan Ha reflected on the impact of the business, which is led by large companies, on the physical and emotional wellbeing of the locals. Wandering along the coast she picked up the glass bottles that drifted to the shore from various directions, as if they were returning home to their source; the sand they were made from. Overexploitation spreads across the seaside communes. The communes are built on sand, planted on sand and buried under sand and yet their land is being exported away from under their feet. The sand is a nonrenewable natural resource. Once taken it can not be replaced.

Ferengi op De Parade!

Voorstelling Ferengi op De Parade

Deze zomer speelt op theaterfestival De Parade:
Ferengi (Vreemdeling)
Een mobiele dans/theatervoorstelling waar je zelf in meespeelt.
Mooi, ontroerend, rustgevend én verontrustend tegelijk.

“Mensen vinden zichzelf fantastisch! Maar wat gebeurt er als we vreemde figuren tegenkomen die veel fantastischer zijn dan wij? Wat zullen we doen met die vreemdelingen? Inenten? Isoleren? Gevangen nemen?
Maar wat doen we als ze alles zó veel beter kunnen dan wij dat ze ons in een splitsecond hebben doorzien? Is dat eigenlijk erg?
Trek je veiligheidspak maar aan en laat je meenemen in dit inlijvingsritueel van de Ferengi’s.”

15 t/m 23 juli in Den Haag
29 aug t/m 03 sept in Amsterdam

Maker/regie: Dienke Groenhout
Dansers: Alegría van Poppel Lubeigt, Anand Dhanakoti, Fiammetta Ruggiero & Maria Sava
Techniek: Oscar Meijer
Sound design: Remco de Kluizenaar

Het woord

Laatst viel er opeens een woord in verband met mijn werk.
Ik had een voorstel gestuurd naar een groot festival in Nederland en in het antwoord stond het genoemd. Er werd nog net niet gezegd dat mijn werk ‘het was’, maar laten we zeggen, het woord viel letterlijk.
Het woord was culturele toe-eigening.
Er dook een enorm groot aantal vragen bij me op:
Wat had ik mij precies toegeëigend dat blijkbaar niet ‘rechtmatig’ van mij was?En wie bepaalt er dan wat wel rechtmatig ‘van mij’ is?
Werd ik nu gecategoriseerd in een bepaalde groep die mijn cultuur is/zou moeten zijn? Heb ik überhaupt een cultuur “waar ik toe behoor” ?

Het hele project Ferengi is juist bedoeld om mij en iedere drager van een alles verhullend kostuum los te maken van zijn of haar context of geschiedenis, en een heel ander iets te zijn waar nog geen categorie voor is. Maar in de ogen van iemand (die het woord had gebruikt) riep dit project ideeën op over culturele toe-eigening. Ik zocht het woord op. Er stond een redelijk summier stukje tekst op Wikipedia met als voorbeeld de hoofdtooi van een indiaan bij een carnavalsfeestje.
Hmmm, daar kon ik niet zo veel mee.
Het woord toe-eigening impliceert dat er zoiets bestaat als cultureel bezit. 
En bezit kun je stelen omdat (de meeste) mensen niet de gewoonte hebben om bezit te delen. Maar is cultuur niet juist iets om wél te delen? Cultuur fuctioneert toch helemaal niet als je het voor jezelf houdt?

Maar veel meer nog: er was iemand die een aanname deed over wat of wie ik was (ik had geen foto van mezelf meegestuurd) en vervolgens vond dat, passend bij mijn kleur, leeftijd of sekse, er een bepaald cultureel speelveldje voor mij is neergelegd dat ik mag vertegenwoordigen. En ik vraag mij af, wat is mijn culturele speelveldje dat de woordzegger voor ogen had? 
Ik bedoel, hebben we het over pannenkoeken, molentjes en tulpen? 
Wat mag ik in de woordzeggers ogen representeren? En hoe kan ik dit in overeenstemming brengen met mijn eigen waarden? Is het afbakenen van mijn speelveld waarin ik me mag bewegen en het mij toewijzen van bepaalde dingen, en mij verwijten dat ik anderen dingen afneem die niet van mij zijn, niet juist precies dat wat de woordgebruiker niet wil dat haar/hem geschiedt?
En is het niet een vorm van polariseren en buitensluiten? 
Mij gaf het mij in elk geval onmiddellijk het gevoel dat we tegenover elkaar staan, in plaats van dat we iets delen.
Nicolas Bourriaud zegt dat etniciteit niet hetzelfde is als afkomst, en hij bepleit dat cultuur moet worden gedeeld, verspild, en dat er royaal en vrijgevig mee om moet worden gegaan als wij daadwerkelijk diversiteit willen bereiken.
En ik merk dat ik het met hem eens ben.
Ik kan niet alles maken. En ik ben blij dat zoveel mensen ook hun dingen maken, en als ik dan mijn ding maak, dan kunnen we samen dat hele palet maken van alles dat gemaakt wil worden.

Het binnerlijk en het buiterlijk

Ons eerste kledingstuk is onze huid. Het lichaam waar we in zitten. We kunnen niet kiezen voor een kleur of een vorm.
Je huid, je lichaam, je eerste pak bevat al zoveel informatie en draagt al zoveel geschiedenis met zich mee, en dat is van invloed op je identiteit nog voordat je een kledingstuk hebt aangetrokken.

(Work in progress: Het Binnerlijk, een binnenstebuiten kostuum bestaande uit organen van textiel)

Daarna volgen de andere lagen waarmee je die identiteit kan sturen. Je hebt als mens ook altijd een context bij je. Die context zou je ook kunnen zien als een kledingstuk, een verlengstuk van je lichaam
 
Als ik op reis ben, denk ik na over wat mij een vreemde maakt als ik ergens anders ben, waarom de regels voor mij plotseling anders zijn, of niet van toepassing. Het kan vrijheid geven. Maar soms ook een te strak kader.
Bijvoorbeeld als je ergens al drie maanden bent en de mensen roepen nog steeds “Welkom in mijn land!”, dan voel je je plotseling ietsje minder welkom, en vraag je je af wanneer je één van hen mag worden.”
 
In Ethiopië begon ik mij af te vragen hoe ik mijn eigen context kon aantrekken. Als een kledingstuk. Kon ik er misschien voor zorgen dat de mensen geen referentie meer hadden en geen aanknopingspunt om mij ergens mee te vergelijken. Hoe zullen ze dan de vreemdeling benaderen?
 
Ik maakte een pak van bananenblad, bamboe en gras, dat helemaal over mij heen kon zodat niets van mijn eigen ik nog te zien was.
Daarmee liep ik over straat. In het begin voelde het veilig binnen in het pak.
Niemand zag me. Niemand wist wat of wie ik was. Ik hoefde niet te glimlachen of te antwoorden. Maar op een zeker moment begon ik me eenzaam te voelen. De mensen maakten heel veel contact met mij, maar ik was het niet echt. Ik kon hen niet zien en zij mij niet, tenminste niet echt. Ze maakten contact met mijn buitenkant. Ik merkte dat ik mezelf wilde onthullen om écht contact maken, en dat ik verschillende onderdelen van mijn vermeende identiteit ook wílde hebben.
 
Maar ik merkte ook, doordat dat ik afgesloten raakte van de mensen, dat ik eigenlijk niets van mezelf liet zien. Ik was het niet die de performance deed, ik was niet degene die op ‘het podium’ stond. Het was het publiek dat op mij reageerde die de echte performance deed.
Zij begonnen zichzelf te onthullen door mijn verhulling.
Sommige mensen sloegen een kruis, anderen vonden het pak heel erg mooi en wilden eraan voelen. Sommige mensen dachten dat het een vergeten Ethiopische traditie was. Sommige mensen werden er blij van, en andere merkten op hoeveel brood je wel niet van al dat bananenblad had kunnen maken.
Het kostuum onthulde de angst, het plezier, de nieuwsgierigheid, de praktische aard, het onbegrip, en het gevoel van schoonheid in de mensen zelf.
Misschien als mensen maar weinig herkennen om aan te refereren dat ze direct hun eigen individuele context voor iets scheppen. Dat zegt dan meer over henzelf dan over die ander.
 
Sindsdien heb ik meer kostuums gemaakt, waarvan er drie op dit moment worden tentoongesteld in Museum Villa Mondriaan. De kostuums zijn meer dan alleen een schil, ze zijn een verkenning van mogelijke identiteiten. Welk deel is toeval, welk deel wordt toegewezen en welk deel is een persoonlijke verworvenheid? Identiteiten bevinden zich in een symbolische tijd en ruimte in een denkbeeldige geografie. Ze zijn fictief als het ware. Verzonnen door een groep, een hele samenleving of een politiek idee. Een vreemdeling aantrekken is een transformerende activiteit. Hoewel je zelf bekeken wordt, begluur je intussen je publiek.

 

Rollie Bollie

Rollie Bollie, Dienke Groenhout

Rollie Bollie, Dienke Groenhout

Rollie Bollie 
In de tuin van Museum Villa Mondriaan.
Is een kostuum in de serie Ferengi kostuums.
Het is te zwaar om mee te lopen en daarmee vertelt het zijn eigen verhaal. Alle dingen die we verzamelen, de enorme hoeveelheid spullen die wenodig hebben, onze ballast, hoe zou het zijn om het elke dag met ons mee te moeten dragen?

Rollie Bollie in ‘Het Raam’ (expose yourself to art)

Lees hier de blog over rolliebollie

 

AAAAAAH! – Hanna Speelman

Hanna Speelman 15 mei tot 15 juli

Illustrator Hanna Speelman benadert in haar werk graag politieke thema’s met een humoristische ondertoon. Daarbij maakt ze gebruik van verschillende technieken. Voor deze tentoonstelling maakt zij een 40-tal maskers. Met haar masker reeks genaamd AAAAAAAH! verbeeldt zij de verschillende gezichten van fictieve en non-fictieve monsters en hoe men een gezicht geeft aan ‘angst’ door de eeuwen heen.

Ferengi – Museum Villa Mondriaan

 Tentoonstelling in museum Villa Mondriaan.

‘Identiteiten bevinden zich in een symbolische tijd en ruimte in een denkbeeldige geografie. Ze zijn zo gezegd fictief dus eigenlijk en veranderen van toegekende waarde in verschillende contexten locaties of tijden. ‘

Dienke Groenhout kreeg de opdracht van Museum Villa Mondriaan om speciaal voor een tentoonstelling een serie kostuums te maken. Daarnaast nodigde Dienke ook kunstenaars Tamrat Gezahegne uit Ethiopië, Gígja Reynisdóttir uit IJsland en Valerie Asiimwe Amani uit Tanzania uit om een voor de tentoonstelling te vervaardigen. 

De kunstenaars vragen zich af wat een identiteit eigenlijk is, welk deel ervan maar toeval is, welk deel toebedeeld wordt en welk deel een eigen verworvenheid is.  Bekijk ook de site van Villa Mondriaan.

Bekijk hieronder hoe de Ferengi in hun habitat bewegen. Met dank aan Jessie van Vreden, Pauline van Tuyll en Tania Romero.

En bezoek de tentoonstelling in Villa Mondriaan.

Schimmen van ongemak – Gigja Reynisdottir (IJsland)

Te zien, van 16 januari tot en met 16 maart, het werk “Schimmen van ongemak ” van Gigja Reynisdottir.

Deze orchidee, die Gigja speciaal voor Het Raam maakte, is een bloem in de serie ‘Homo Botanicus’. Natuurlijke vormen en vegetatie, verweeft Gigja daarin, met haar verwondering over de menselijke conditie. De menselijke bloemen geven op bijzondere manier uitdrukking aan de lichamelijke en psychologische ervaring van het mens zijn en de complexiteit van menselijke emoties, relaties en de maatschappij.

De Orchidee, een aanbeden bloem, maar desalniettemin een parasiet die zich voedt met andere planten staat hier symbool voor hoe onze consumptiemaatschappij is georganiseerd.

Wij ‘zien’ niet echt wat wij kopen. Kom die bloem bekijken!

SPULLENSPULLENSPULLENSPULLENSPULLEN

Am I Human ?
of ben ik een strontkever?

Ik was twee boeken aan het lezen.
Het ene ging over gedrag en het ander ging over design.
In het eerste boek las ik hoe Frans de Waal een wedstrijd tussen menselijke gedragspsychologen en Ethologen omschreef.
De psychologen waren almaar bezig de mens ten opzichte van alle andere soorten die onze planeet bevolken, in een uitzonderingspositie te zetten.
We onderscheiden ons van dieren (of lees: we zijn beter dan dieren) omdat….
We bewustzijn hebben en dieren niet, omdat we gereedschap gebruiken en dieren niet, omdat we plannen en organiseren, omdat we cultuur hebben en religie en oorlog en ga zo maar door.
En bij elke bewering stond er dan een legertje aan ethologen klaar om aan te tonen dat die bewering onjuist is.
En daarbij konden ze eigenlijk al het boven genoemde ook succesvol ook bij dieren aantonen.

In het boekje ‘Are we human? ‘ wat over design gaat, staat simpelweg dit;
Wat mensen onderscheidt van dieren is dat ze een onafgebroken stroom aan spullen ontwerpen en produceren.
Met al dat ontwerp, herontwerpen ze tenslotte ook hun eigen gedrag en dat maakt mensen de enige soort die met al het benodigde ontwerp dat bedacht is ten behoeve van hun vergemakkelijkte overleving, tenslotte diezelfde overleving steeds kanslozer maakt.
Met andere woorden de mens ontwerpt haar eigen ondergang en staat er met een vreemd mengsel van trots en afschuw naar te kijken.

Oh jee dacht ik, dat is waar, iedereen kan dit elke dag om zich heen zien, daar hoef je geen etholoog of psycholoog voor te zijn. Iedereen kan zien hoe we de planeet hebben bekleed met een tapijt van asfalt en gebouwen en hoe we totaal vergeten zijn om zoals de meeste dieren doen, gewoon gebruik te maken van wat voor handen is en niet méér te pakken dan we nodig hebben.

Hoe verhoud ik me hiertoe als kunstenaar?
Ik ben een nestbevuiler misschien wel erger dan de meeste anderen!
Ik bij uitstek ben aldoor bezig mijn gedachten in een fysieke vorm te verwezenlijken en uit mijn hoofd ontspruiten gedachten gemaakt van hout, en touw en plastic en spullen en verf, objecten van een aanzienlijk formaat!
Die spullen, in hun specifieke samenstelling, hebben natuurlijk een idee en een betekenis meegekregen, erin gelegd door mij en door publiek, maar zodra het kunstwerk zijn werk gedaan heeft, kan ik niet ontkennen dat er heel wat materiaal betekenisloos achterblijft.
Met de waarde is het gedaan als het kunstwerk is uitgewerkt.
En hoe kom ik er dan weer vanaf??
Ik heb ook nogal een hoeveelheid spullen.
Zo’n grote hoeveelheid zelfs dat ik op een zeker moment bedacht dat ik een soort spullen bibliotheek moest gaan aanleggen, voor in mijn atelier.
Omdat het eigenlijk niet meer te doen was om achter en onder al die dingen nog te zien wat voor een materiaal ik allemaal had.
Bijvoorbeeld 20 zwembanden, of een enorme bos stropdassen, een verzameling brillen… en ga zo maar door.
Om maar niet te spreken over wat er allemaal uit mijn huis kwam toen mijn kinderen wat ouder werden. Weggeef kadootjes gekregen op verjaardagen, kleine prijsjes, spaardingen van supermarkten, schoenkadootjes, stuiterballen, waarom bestaat het? En waarom slepen we zomaar allerlei spulletje ons huis in waar we enige tijd later weer vanaf willen? Hadden we dat niet direct kunnen bedenken dat het maar weinig betekenis had? Als we nu stoppen met ooit nog van dat soort dingen te produceren kunnen we nog 100 jaar voort met de hoeveelheid die er nu al is, en dan worden ze ook steeds bijzonderder. Toen ik zo bezig was met die spullen bibliotheek, je kunt je er misschien iets voorstellen, je legt allerlei dingen per categorie op een rij en dan maak je een foto. In elk geval ik kwam ook nogal wat dingen tegen die in geen enkele categorie paste bijvoorbeeld een papieren paard.
En dat paard daar moet ik nog even wat over vertellen,

Ik was een poosje geleden in Vietnam. Daar maken en verkopen ze allerlei spullen gemaakt van papier die bedoeld zijn om aan je overleden voorouders te geven. Ooit begon het met alleen geld om de entree voor de hemelpoort te betalen. Nep geld uiteraard. Maar al gauw kwamen er papieren overhemden, schoenen van papier, auto’s, en huizen en iphones en ga zo maar door.
Echt alles alles kon je aan je voorouders meegeven.
Je zou denken dat een van de voordelen van dood zijn is dat je niets meer met al die troep te maken hebt, maar nee in Vietnam gaat dat materiele leven gewoon door.
Om spullen naar gene zijde te krijgen maakt men een klein vuurtje en gooit daar dan de papieren versie in van wat je dan ook maar wil doorsturen. En daar hoort een klein ritueel bij.
Door de verbranding gaan de spullen naar de dimensie van de doden.
Een vriendin van mij uit Vietnam bracht voor mij een keer een glimmende roze paard van papier mee. Behoorlijk groot. Ze had er een extra koffer voor aangeschaft. Ik dacht dat het leuk was om net als de Vietnamezen het paardje bij het graf van mijn vader naar de andere wereld te sturen.
Totdat mijn dochter zei: en wat nou als het echt is? Als hij daar echt opeens met een paard zit waar hij voor moet zorgen?
Plotseling zag ik de schaal voor me waarop al die spullen niet alleen in deze wereld maar ook nog in andere werelden door mensen worden verspreid. Stel je voor dat het echt is? Al dat afval dat wij hier verbranden verschijnt in de wereld van de doden!

Oh nee!

Het categoriseren van al die spullen maakte dat ik een lichte paniek begon te ontwikkelen. Het was teveel! En hoe kon ik me nog op verantwoordde wijze van die spullen ontdoen? Tegenwoordig maak ik vooral kostuums. Geen kleding hoor, je kunt namelijk meestal niet kijken als je een kostuum aan trekt dat ik gemaakt heb. Het bedekt namelijk ook je gezicht. Voor een museum waar ik in opdracht een werk voor moest maken wilde ik behalve de gevraagde kostuums ook persé die enorme hoeveelheid spullen die ik had, gebruiken. Dat moest dan een soort bolvormig kostuum worden met al die spullen erop en eraan. Het zou dan zo groot worden dat als je het aantrok dat je ook niet meer vooruit kon komen. De last van je bezittingen zal ik maar zeggen.
In mijn hoofd had ik voor die verzamelbol een werktitel.
Rolliebollie moest het gaan heten.  Omdat het rond zou worden en omdat er wielen onder moesten als je er nog mee wilde kunnen lopen.
Maar een belangrijkere reden was omdat ik geleerd had dat ze in Namibië het woord rolliebollie gebruiken voor de mestkever. En ik zag zo voor me hoe die kever zo’n bol mest met zijn achterpootjes, voor (of is het achter) zich uit rolt. Ik dacht erover na of er nog een andere gelijkenis was tussen het mestballetje van de kever en mijn werk, behalve de ronde vorm en het  feit dat we allebei met een hoop shit lopen te slepen. Waarom verzameld een mestkever eigenlijk mest? Ik zocht het een en ander op over de mestkever. De kever eet de mest zo blijkt en is een belangrijke speler op het gebied van biodiversiteit. Behalve dat een kever per jaar ongeveer 100 kilo grond verzet, verspreidt zij ook heel veel zaden.

Misschien zou je kunnen zeggen dat een kunstenaar, en nog meer een reizende kunstenaar met cultuur hetzelfde doet? Daarnaast werd de mestkever door de Egyptenaren aanbeden als een heilig wezen omdat ze dachten dat de kever zichzelf keer op keer herschiep. De kever legt inderdaad een ei in een rolliebollie waaruit een nieuwe kever tevoorschijn kruipt.
De mestkever kreeg in de hyroglieven daarom de initialen XPR waarbij de X staat voor ontstaan, de P voor scheppen en de R voor transformeren. Ik eet misschien mijn spullen niet op maar ik heb ze toch wel nodig als voeding voor mijn ideeën. Ik transformeer spullen zou je kunnen zeggen 

Zo beschouwt vind ik de tekst op de tas eigenlijk een compliment.

Gelukkig ik ben een stront kever!

 

“Defining ourselves through otherness”
Workshop/Artist Talk
Tamrat Gezahegne (Ethiopië)

© Tamrat Gezahegne

Op zaterdag 18 en zondag 19 juli van 13:30 tot 16:00
in de Maakfabriek, Churchillweg 21, Wageningen
 
A workshop in which you recheck your values and identity, and create new symbols for yourself. The workshop is a joint collaboration between Tamrat Gezahegne (multimedia artist) and Dienke Groenhout (interdisciplinairy artist).
 
Tamrat: “I can say I am Ethiopian, it is in my passport and it is an identity that was given to me, but can I truly represent it? I don’t even know what it means to say I am Ethiopian.
So I traveled my country to find out about it, and to find out which values I share with all the nationalities that Ethiopia contains. Each symbol is like a talisman. The script includes traditional and modern habits, food cultures, heritage and social values.”
 
Dienke: “I traveled the world a lot and I was given many names like foreigner, outsider, stranger. At a certain point I felt that my outside was disconnected from what I felt I was on the inside. People thought that I belonged to some group that I didn’t represent in my own feelings. And I started to research this feeling by making costumes for myself that created a whole new context for me. A possibilty to represent a new identity that I could be and to wonder what I wanted to be.”

The costumes Dienke makes and the symbolic script that Tamrat designed where born from similar research questions: can we try to redesign the values that we find important in life, and ask ourselves ‘what do we (want to) represent in this world?’

Workshop:
Artist talk about Tamrat’s new script named Wehed, which means mixed in harmony.
Artist talk about the “Ferengi” project that Dienke did in Ethiopia.
After the presentation you can design your own symbols and blockprint them on a small flag (or tattoo it on your body). We will create a flagline with our joint values from the group and display it in the new exhibtion window of MakeFactory.

Ferengi

Performance, 2019 Addis Abeba

Wanneer we op nieuwe plaatsen aankomen, proberen we onmiddellijk verbinding te maken met wat we weten. We proberen het vreemde vertrouwdheid te geven. Hebben we een overeenkomst nodig om verbinding te maken? Terwijl ik door veel continenten reisde, werd ik altijd onmiddellijk gecategoriseerd en kreeg ik veel namen, ook al was ik er voor het eerst. Ik vroeg me af, wat er zal gebeuren als er nog geen categorie voor mij is en er geen context is om naar te verwijzen? Hoe gaan mensen met het vreemde om? Het pak is gemaakt met de hulp van Gennet Hussein, gepresenteerd in het Guramayne Art Center en nu in bezit van het Nationaal Theater, Addis Abeba.

Floating Home

Performance installation, 2019 Nafasi Art Space, Dar es Salaam, Tanzania

“Blijven is niet hetzelfde als terugkomen”

“Hoe zijn we hier gekomen?” was het thema van deze internationale tentoonstelling. De vraag was gericht op het benaderen van onze identiteit gezien in een mondiaal perspectief. Maakfabriek creëerde de performance-installatie ‘Floating home’. Een landschap van papieren meubelen dat uit elkaar lijkt te zijn gevallen. Mensen kunnen de gestoorde kamer binnengaan die hen uitnodigt tot een moment van bezinning. Stemmen fluisteren vragen om over na te denken. In samenwerking met de dansers van Muda Africa, die voor dit werk een bijzondere choreografie hebben gemaakt. Gesponsord door Safmarine.

“There is no connection between time and improvement”
“To go away is to see where you stand”

Garden Stories

Garden Stories Community art project, Book 2018, Barefeet Theatre Lusaka, Zambia

In samenwerking met theatergroep Barefeet Theatre, wiens core business het maken van theater met straatkinderen en kwetsbare jongeren is, heeft de Maakfabriek dit tijdschrift als boek gemaakt. Zambia heeft meer dan 70 gesproken talen. Om elkaar te kunnen begrijpen heeft de Zambiaanse regering besloten dat Engels de officiële taal is. Natuurlijk brengt een andere ​​taal meer cultuur mee dan we beseffen. De Zambiaanse jeugd kan zich niet verhouden tot de Engelse verhalen in de nabijgelegen bibliotheek. Daarom vonden Barefeet Theatre en de Maakfabriek het urgent om het lokale leven en de lokale bevolking een podium en een plek in de bibliotheek te geven. Het boek bevat lokale geschiedenis, stadslegendes en traditionele verhalen uit de wijk Garden Compound. De redactie werd gevormd door jongeren uit de wijk zelf, en een kunst- en tekenteam werd gevormd door de kinderen van Kafwa Drop In Centre en de kunstgroep van de bibliotheek.

Bekijk hier het hele boek.

Pecheur de Plastic

Performance
2019 Centre culturel Le Chateau
Saint Louis, Senegal

Pecheur de Plastic was een participatieve voorstelling die de traditionele rituelen van de vissers om de netten binnen te halen verbindt met moderne dans. De dansschool le Chateau culturel in St. Louis ligt midden in de visserswijk op een schiereiland dat aan de ene kant langzaam opgegeten wordt door de zee, en aan de andere kant, de rivierzijde, door enorme hoeveelheden plastic vervuiling. De voorstelling was participatief. Het publiek werd uitgenodigd om mee te doen met de bewegingen van de dans en om samen met de dansers plastic te verzamelen terwijl ze de netten door de straten droegen.

Foto’s van de performance ‘Pecheur de Plastic’, gemaakt door Abdoulaye Toure: 

State of the art

Een half jaar nadat we zijn teruggekomen van onze buitenlandse producties en avonturen is het nog steeds aanpassen aan het Nederlandse leven.
Natuurlijk ben je onderweg altijd een uitzondering en daardoor gelden er veel minder regels voor een reiziger dan voor iemand die ergens blijvend gevestigd is. Hoeveel is er opeens mogelijk als iedereen weet dat je snel weer weg bent!
Terug in Nederland tekent het systeem, waaraan ook, of misschien zelfs, de kunstwereld is onderworpen, zich opeens haarscherp af. Er zijn buitengewoon veel regels. Bijvoorbeeld honden mogen hier niet zelf lopen, hoe raar lijkt dat als je een jaar in 8 landen bent geweest waar de honden zich vrij tussen de mensen door begeven.
Die regels zijn allemaal bedoeld om ons te beschermen en te verzorgen. We hebben heel veel rechten. Als er iets mis gaat dan komt er direct een nieuwe regel.
Mensen worden gezapig, maar ook mopperig, en klagerig. Want wat is er in dit keurig ingerichte leven nog voor onszelf in te brengen? Waar kunnen we nog heel erg ons best voor doen? Iedereen lijkt te zoeken naar zingeving. Waar doen we dit allemaal voor?
Kunst lijkt een rol te kunnen spelen in dit geheel, maar wat is die rol? Jeroen Boomgaard (Open 2006) zegt in een pleidooi voor de autonomie van de kunsten dat kunst in de samenleving de rol heeft van het geweten, van de bezinning en van de vertegenwoordiging van zaken die verloren lijken te gaan in een wereld die gericht is op functionaliteit en efficiëntie.
Maar daar ligt ook een valkuil. De overheid heeft dit ook goed in de gaten. Ze weet dat kunst op die manier gebruikt kan worden. En vraagt daarom dat de kunsten steeds nuttiger worden ingezet. Kunstenaars kunnen subsidies krijgen voor het oplossen van problemen rond eenzaamheid bijvoorbeeld, of voor innovatieve bedenksels die we vervolgens ergens heel praktisch op kunnen toepassen.
Maar daarmee verliest de kunst wel haar autonomie. Vrije richtingen bestaan bijna niet meer op de kunstacademies. Het ontdoen van de autonome status van de kunst heft daarmee ook de kracht op die kunst heeft. Ze wordt afhankelijk gemaakt en kan dus ook worden aangesproken op een vermeend falen. Nuttige kunst kan daarmee niet meer functioneren als geweten. In een samenleving die het grootste deel van haar waarden lijkt te hebben opgeofferd voor een onbelemmerde voortgang van de markt zou juist de autonomie van de kunsten een alternatief kunnen bieden. (Open 2006)

Na meerdere bezoeken te hebben gebracht aan de Nederlandse ambassades in de verschillende landen waar we geweest zijn, wordt het nog duidelijker hoezeer Nederland gericht is op de markt, een dominante spil die zelf nooit ter discussie staat.
De kunsten moeten nuttig zijn voor de samenleving! Dat is de tendens. Als het niet heel veel geld oplevert, of een buitengewone status, dan is de Nederlands kunst in het buitenland voor de overheid geen kostenpost.
De Nederlandse ambassades zitten in Afrika altijd in het kleinste pandje, het liefst gedeeld met Europa ofzo, want op dat continent, daar valt niets (meer) voor ze te halen.
Je kunt er wel subsidie krijgen voor het opzetten van een lucratieve bier factorij, maar voor kunst en cultuur is geen geld. Want, waarom zou je in andermans samenleving investeren als je er niets voor terug krijgt?
Tsja… ik weet het antwoord niet, maar de Fransen, de Belgen, de Noren en de Zweden doen het wel.

Hier weer aangekomen, blijkt er net in opdracht van het ministerie van Sociale Zaken, een onderzoek te zijn gedaan naar werkregulering. Hans Borstlap, hoofd van de onderzoekscommissie, concludeert dat er te veel zzp-ers zijn in Nederland die eigenlijk best in dienst kunnen.
Ik herinner me nog van een poosje geleden dat Jet Bussemaker vond dat kunstenaars een ‘normaal’ loon moesten krijgen.
Jaaa!! riepen alle kunstenaars. Niet beseffende dat er eigenlijk gezegd werd: “Er is weer minder subsidie voor de kunsten en de kunsten moeten nog meer ingezet worden voor het algemeen nut. Want voor nut willen we betalen maar voor kunst niet.” Werkt dit kunsten systeem dan nog wel?

In elk geval, nu heeft die commissie Werkregulering van Hans Borstlap voorgesteld dat alle zzp-ers in dienst moeten, tenzij…
Dat betekent dat ook alle kunstenaars en dansers en theatermakers en allerlei andere makers, verplicht worden om aan tonen dat ze niet in dienst kunnen of willen, of dat er niemand is die hen kan/wil inhuren.

Ik bedacht me dat ik eigenlijk best in dienst wil. Zeker als ik het geweldige werk dat ik nu toch al doe mag blijven doen, dan doe ik dat graag in dienst. Bij wie zal ik eens in dienst gaan?
De overheid wil ook dúidelijk wat van mij (ik word bestookt met brieven van allerlei overheidsinstellingen, jullie ook?) Misschien moet ik gewoon bij de staat solliciteren? Ik doe eigenlijk al precies wat ze van mij willen, alleen doe ik het nu voor meestal bijna niks, dus ik zie het best zitten om datzelfde werk voor geld te doen.

Hieronder lees je mijn sollicitatiebrief integraal:

Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap                                12 februari 2020
t.a.v. Ingrid van Engelshoven, minister
Postbus 16375
2500 BJ Den Haag
 
 
Betreft: Open sollicitatie
Bijlagen: cv en portfolio
 
 
Beste mevrouw Engelshoven,
 
 
Hierbij wil ik graag solliciteren op een vaste baan als kunstenaar in dienst van de staat. Aanleiding hiervoor is de presentatie van het eindrapport van de commissie ‘Regulering van Werk’.
 
Ik ben zeer gemotiveerd om door te gaan met mijn activiteiten en beroepsuitoefening als professioneel kunstenaar. De afgelopen jaren heb ik dit met veel plezier en succes gedaan. Met mijn werk inspireer ik mensen, en lever ik een passende bijdrage aan een gezonde reflectie op de maatschappij en de samenleving. De reacties op mijn werk bevestigen mij hierin, en ik ervaar dat velen deze zienswijze met mij delen.
 
Maar het verkrijgen van een eerlijke vergoeding voor mijn werk als kunstenaar is in toenemende mate een moeizaam proces, dat bovendien erg afleidt van waar ik goed in ben en wat ik graag doe, namelijk het maken van kunst. In toenemende mate blijkt dat overheidsgelden die beschikbaar gemaakt worden voor het maken van kunst al uitgeput zijn als kwartiermakers, cultuur-makelaars, beleidsadviseurs en andere organisatorische elementen klaar zijn met hun werk. Het daadwerkelijk produceren van kunst, en het leveren van de dientengevolge waarde aan de samenleving, wordt hierdoor in ernstige mate beperkt.
 
In de uitingen die ik las over het eindrapport van de commissie ‘Regulering van Werk’ zie ik een mogelijkheid om hierin op pragmatische wijze verbetering aan te brengen. Aangezien de resultaten van mijn werkzaamheden met name toegevoegde waarde leveren voor de Nederlandse samenleving, zou ik graag bij u willen solliciteren als uitvoerend kunstenaar. Voor een vast dienstverband als kunstenaar lijkt mij dit de meest voor de hand liggende werkgever-werknemer relatie. Omdat er geen vacatures op dit gebied beschikbaar zijn, zou ik graag – samen met u – hier op creatieve en vernieuwende wijze invulling aan willen geven. Vandaar deze open sollicitatie.
 
Mijn voorstel is dat ik direct aan u rapporteer, waarbij frequentie en inhoud geheel in onderling overleg bepaald kunnen worden. Als wederdienst voor een vaste vergoeding, die als uitgangspunt wellicht niet meer hoeft te bedragen dan het wettelijk minimumloon (ontegenzeggelijk vele malen minder dan de gangbare inhuurtarieven extern personeel bij de overheid), zal ik mijn activiteiten als kunstenaar kunnen voortzetten, en een bijdrage kunnen blijven leveren aan depolarisatie, inspiratie, reflectief vermogen, etc.
 
Voor een overzicht van mijn recente werk verwijs ik u graag mijn website, www.maakfabriek.org
 
Mijn sollicitatie sluit overigens ook aan bij een eerdere oproep van mevrouw Jet Bussemaker, voorheen minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, die bepleitte dat kunstenaars een redelijke vergoeding zouden moeten krijgen voor hun werk.
 
Ik zou graag door u uitgenodigd worden om e.e.a. mondeling toe te lichten, en de mogelijkheden en vorm van een eventuele arbeidsovereenkomst met u te bespreken.
 
Alvast bedankt voor uw reactie,
Met vriendelijke groet,
 
 
Dienke Groenhout

Ik ben benieuwd naar het antwoord…
Wordt vervolgd!

 

Art parasite

Research for ArtEZ Art Academy

………….Art, what is it?
Is it an alternative? A surprise? A political choice? Disturbance?
In the Netherlands, so much context is created for art, that you already know what you can expect. The stage, the frame, the gallery, the museum, and the hierarchy between them, even streetart has become a standard presentation mode.
Tell me when was the last time you where captured, touched or overwhelmed by an art work without knowing how and when or where it came to you?
Without having to reflect on it, or think it through. Without being influenced by others first, but in a way that Martin Heideggerdiscribes as: “…in this way that the art work immediately revealed itself in all its splendour and severity” ?
How can art still be all those things as we like to experience it at best: surprising, disturbing, setting us aside, the alternative for the step-by-step-plan that our life is supposed to be. Our regular life in which we all created our own hierachy of priorities that we believe in. Even the arts have become a subject to its own discourse on which they depend. Is art supposed to be autonomous? How? Can it be a private entity that moves independently…………..?

 

This text is a small part of the research proposal:

How can we use art and art education as an alternative for the leading views on what society needs, repectively as an alternative for education that is based on measurability and control.

The research involves two major case studies.
Case one is called ‘The making of’ and it involves a module about art and free space in which students of 14 to 15 years old, try to follow their own creative process comparable to one that an artist experiences during the making of an artwork: receiving as little instructions as possible.

The second case is the project ‘Art parasite’. Makefactory is developing this together with artist Gigja Reynisdottir. In this case we will research how much or how little context an artwork needs to be understood, and how we can get around the ruling system and still be understood as art. In this case we are designing a mobile artwork that moves around everywhere like an autonomous entity, outside the context. We will travel to all the ‘must-see’ art biënnales uninvitedly and consult the public.
is

   

Maakfabriek op reis 2

Free space
“We have art so that we do not have to be ruined by the truth” Friedrich Nietzsche (Nietzsche, 1966)
With MakeFactory on tour we try to experiment with a traveling Free Space where people can work together on the other sides of the truth and give a concrete shape to that idea.

That’s why we make works that are interactive, and invite the people to operate the work, to enter it or to join.

Met een reizende werkplaats doen we met bewoners ‘lokaal’ omgevingsonderzoek en wisselen van perspectief. Samen bedenken we culturele projecten voor en met de omgeving en laten al reizend kunstwerken achter in het landschap.

Iran – Strangers in Paradise


Have you ever taken a foreigner or a tourist home with you?
Have you ever invited a stranger to dinner at your house?
And if you haven’t, why not…?

In Iran we are hardly moving forward, the travels are going very slowly and this is only due to the incredible and unstoppable hospitality of the Iranian people. We have to talk and drink tea with everybody!
We arrive in Bandar Abbas with the ferry. We are a bit scared about the strict rules for dress code and we know about the complete ban of alcoholic drinks in the country. But already the second day we find the whiskey and the party people, or rather they find us.
On our way to Shiraz we do some quick shopping for the road and we are ready to make the travel. But then we hear a strange hissing noise coming from the car. We open the cabin to see where it comes from and within two minutes there is a mechanic jumping to the rescue.
While repairing the brake cable, because that’s what is hissing, he calls all of his friends. And in ten minutes we have a party group.
‘You can’t leave now!’, they say after the truck is fixed. ‘The party is just beginning! We are going to eat and visit a waterfall!’. And so we do. We climb a mountain and visit a waterfall, smoke a water pipe and instruct the Iranians to pick up their trash after a picnic in nature. Because everyone seems to love nature and it is a true pleasure to see people enjoying it so much! (although most of them don’t pick up their mess.)

Further along the travels we meet this family entirely dressed in black. Their clothing scared us at first, because we thought they were of a very conservative branch of religion or something, but it turned out their grandfather had died three days before and the whole family was at home for the funeral. The mourning was apparently no reason for them to leave us standing by the road and we were invited to share the meals that were left over from the huge funeral gathering.

Everything in Iran is beautiful, from the tiniest shop to the biggest mountain.
The details! Like the windows with round corners and the cars that look like they are some unknown make from the seventies. Sometimes it feels like we are walking in a film set, so carefully taken care of all the things look.
People must love quality.
The delicious drinks that are served everywhere make you immediately forget about the absence of alcohol and make you realize how poor the drinks are if alcohol is present. Here we are talking rose lemonade with some interesting foam on top and real dried rosebuds, or orange blossom with golden seeds floating in it that whirl in your drink as you stir. Mint lemonade in copper mugs and big glasses of blueberry lemonade with frog eyes, as the kids call it, but that are actually chia seeds. There are walnuts and dried fruits everywhere, and people offer you food and drinks wherever you go.
The best gift was a set of three cucumbers handed through the car window from two boys on a motorcycle while driving!

As we drive through this beautiful country with its wonderful people we fully enjoy the travels, and slowly the critical progressive people that the country holds are being shown. A cup of coffee along the road where an old man asks us to take of the ugly head scarfs when he wants to take a picture, a girl in the drugstore starts explaining why supplies are missing but it ends up in an interesting talk, a stranger on a parking lot spontaneously starts to talk about America and comes up with the idea to invite Trump over incognito to make him experience and enjoy Iran’s hospitality.
And so we slowly reach Tehran.

The Art-scene in Tehran

Staying around in Iran for two or three months is regrettably no option because we need to be in Belgrade in the beginning of August and because shipping the mobile making space took much longer then we expected. So we decide to explore the art scene of Tehran as thorough as possible. Our pick for the hostel is luckily bull’s eye. We meet the first night with a young woman, who is working as a poet and involved in theatre.
She recommends us to do a gallery hopping tour on Friday.
She explains us all about the committee of the government that decides on the content of art works that are being presented in public. They will visit for example a theatre play announced for the obligatory control visit on content. After permission is given to show the piece in public, it is usually changed in to the more critical version of the group’s real story they want to tell. And that is then actually shown to the public.
We discuss a hypothetical performance that came up in my mind and if it would be possible to show such a thing in Tehran. The idea was, to make a giant chador which can be worn by a group of at least 50 women and that looks like a moving sea with in the top parts the 100 wholes for the eyes that allow vision. Would it be possible to do this on the street?
She says there are plenty of critical private art galleries that would have no trouble showing this kind of content within their walls where there is no control, but such a performance would only be most effective on the street. On the streets it would be unthinkable she says, the government would be highly offended and break up the performance.

She tells us about the 30 woman that were arrested 2 or 3 years ago because the stood on top of an electricity point and hung their veils on a stick and held them in front of them.
Nobody exactly knows what happened to them and if they are still imprisoned.
Despite the very critical population and the government seemingly being sloppy with control, the rules are not to be joked with!

She explains that the revolution is now of a more silent kind and regarding the veil: it is coming down slowly and it is moving more and more to the back of the head. Sometimes it only hangs on the last tip of a pony tail.
In the artworks you should always look for an underlying meaning. There is a message underneath every simple looking drawing. This secretive atmosphere causes a very strong sense of togetherness amongst the people we realize.
As I meet with the tour guide the next day I explain her that I am mostly interested in speaking with artists. So for the gallery tour she arranges also a studio visit.

Painting hidden in the office of the gallery.

After we visit not less the three exhibition openings (!) we visit an artist’s studio. (As he is taking the picture he is not in it himself.)
The studio is situated on a square that used to be the prison for political prisoners. The four watchtowers on the corners of the square are still there.
He shares the studio with his friend and together they also provide cyclists with tools to repair their bikes. And by doing this so they independently try to promote cycling in Tehran.

His main skills are in ceramics. His vases look like they are parts of a body. Vital organs that keep people alive but then made of the essential basic material of the planet: soil. In our language the name of our planet and soil are the same word: earth or aarde in Dutch. He shows us also a column that he made, consisting of earth layers but hidden in the layers are also plastic parts and waste of people that is now covering our planet and that probably will be dug up in the future as archeological excavations. An interesting perspective. We share a lot of matching ideas, and hope to be able to stay in touch.

Iran has especially made us realize how important it is to always be friendly to people. Also, or maybe specially the ones you don’t know yet. It is not an effort, it is a promise to a possible adventure. And it will mostly bring you energy, not cost you energy.

After Iran we try to hurry towards Belgrade to pick up our oldest son who flew home from Tanzania, and three friends that are joining us for the last leg home. We pass Armenia and Georgia and made a wonderful trip home through Europe, with beach in Greece, art in Belgrade and Novi Sad (cultural capital of Europe in 2021), peppermint coffee in Budapest, pie eating in Vienna, and Raststättes in Germany.
And no we are back to home base.
Back to life back to reality…

Dubai – Babylon versus Rapunsel

Onze verontschuldigingen, dit bericht is alleen beschikbaar in Engels:

Dubai came on our route because of the shipment of our truck. Luckily a close friend of us, Boba, is living there and working as an architect. Otherwise the Dubaian life is unaffordable. Boba invited MakeFactory to do a Friday afternoon design talk about our projects at the architectural Bureau Perkins and Will.
After the talk we met with some lovely people whom we later that week had an interesting dinner with including a parrot landing on Juli’s head!
We stayed in Dubai for two hot weeks and met with some very nice people in the art scene and fashion. But it doesn’t go unnoticeable that they are all coming from somewhere else. Sudan, Iraq, Serbia, Philippines, Kenya, Canada, Morocco. Just to name a few countries where the people that we met with came from.

It isn’t surprising since 10% of the population of Dubai is Emirati, and the other 90 % are foreigners doing the enormous amount of work to keep the theater of Dubai running.
Because that is what it looks like to us: a theater. On stage the enormous towers, the acclimatized Starbucks, the shopping malls, the metro swiftly passing high over it all and under, the 13 lane highways. Because Dubai is not for walking, it is designed for cars.
There are hardly any people on the streets. Everyone is inside. If you need to take a bus, for some reason (which rarely occurs), the stops where you wait for one are also air-conditioned. When we were in Dubai it was Ramadan. No eating in public spaces. “Everyone is out” says Boba, “they are all on holiday”. By ‘everyone’ he means the Emirati. “We stay here to work” he continues. He works in a higher range job but backstage are the workers that keep the show going. Organized and separated in all gradations of payment and education level. The poorer ones with uninteresting jobs stay in worker areas where they are brought to, and being picked up from, in the typical white busses for group transportation. The richer ones live in the huge apartment buildings in town. But all of them are unable to built up any of the same rights that the Emirati have. You can’t save up, you can’t go with pension and you can never become an Emirati. Sooner or later you are going to have to leave. Old people are hardly seen.

The people here seem to be mainly occupied by building higher and more impressive. Anything they don’t have can be bought. Later on we see some Emirati woman shopping in Dubai mall. They are covered in black. But the black robes they are wearing are made of luxurious materials, fine fabrics with small figures embroidered on them, high heels under them, and much make up on the faces, but nevertheless, entirely black.
Why shop at Gucci or Prada only to cover it up? Well, the expensive clothes are hidden under the robes just to be shown indoors to other women.

All magazines in Dubai are censured with black markers like this one.

The men are dressed in white robes. The richer ones or the ones with higher status wear a small white scarf with black ribbons around the head, and the others wear the Arab scarf folded in a specific way. Money can buy many things, but in contrast to what many people believe, it can’t buy freedom.
Maybe this play was not called New Babylon maybe it was called Rapunsel since one of the daughters of the sitting emir was fed-up with her golden prison. In her golden cage she had everything that she could want to have, she could walk her tiger on the beach (they seriously do, check Instagram), she could buy the most expensive dresses and eat the most delicious foods, but she did not have her freedom. She decided to leave Dubai and carefully planned her escape with the help of a former French spy and her martial arts teacher and an escape boat.
Regrettably she was caught by the Dubaian commando’s of her father’s rulership. She was captured and never heard of since.
Just now as we have arrived to Iran we hear of the escape of one of the Emirs wives (yes he has many, and he has 23 children), who got scared about details she heard about the captured daughter. She fled to Kensington England and asked for asylum and is pursuing a divorce from there. Towards foreigners and workers the Emirati government is tolerant. No dress code and you can buy alcohol but only according to you wages. The more you earn the more you can buy. But clearly human rights are being violated and the world is looking away. Because Dubai has money and because the humans in this scenario are women, not men.

Although we sense the strict rules that don’t apply to us, and we experience the hierarchy that is felt when you’re dealing with a sheikh, we do enjoy the life in oblivion that everyone is living here. The beautiful lights at night, the musical fountain in Dubai mall, the mall itself and shopping at the very expensive fashion designers shops and touching the wonderful fabrics. It feels like an eternal Christmas, but then in summer. The shining pool on the roof, the carefully manicured grass next to the white beach and the clean turquoise sea. You’ re in the matrix and you don’t know any better.
The people who are from everywhere and who are always hungry for stories are really interesting to talk with. To hear the many stories of their homes and cultures.

The dinner trap
One day we get a phone call of a certain man who has seen on Facebook and Instagram that we are in Dubai with our MakeFactory truck. Would we maybe be interested in a cultural dinner with one of the members of the royal family?
Well yes of course! We feel proud, we have an interesting story after all and if the sheikh would like to hear about it, he must be a nice man who loves art and travel!
The dinner is at ten and we will be picked up. Ten?!! That is when we usually go to sleep, but of course it is Ramadan and everyone sleeps during the day (the Emirati that is, the rest works) and starts to live around 8 at night when its cooled of and when they are allowed to eat again. But even the boys decide they can’t miss this chance to visit a real palace! Maybe there will be tigers on the beach.
We immediately call Boba: “This is huge” he exclaims, “I’m coming too!”.
As soon as he comes home from work a whole Cinderella scene starts: what to wear??!!  Everybody is walking like a headless chicken through the apartment. Boba and Oscar are off to the hairdressers and Ate is buying nail polish at the mall.
Finally we are presentable and nervous, when this guy shows up and picks us up in a big SUV. We are swiftly driven to the palace and brought to a sort of reception salon.
Hmmmm…. what a strange atmosphere…. is this a palace?
Scruffy chairs are placed along all the walls, piles of books and cardboard boxes in the corners. The sheikh who’s receiving us is playing chess with an old fat guy, and only shortly nods. What is this?

A group of people (from Zimbabwe we hear), also nicely dressed just like us, are being walked in by a Pilipino guy in the Emirati folklore white robe. He sits them in a circle behind us and starts to lecture them about Islam. Oh no! They silently nod politely and reply very little. When it is dinnertime we are brought to a huge table, where the group of unshaved and chubby looking men in the white dresses already occupy half of the table.
The sheikh sits across from them and we are sitting on his right side. The table is loaded, with meat mostly. But when we say that two of the kids don’t eat meat the kitchen quickly makes a pizza. Sake falls asleep behind Dienke on the fluffy huge chairs that we sit on. The sheikh is talking about his shooting championships in the Olympics. It is quiet amusing we must admit but he never once even asks a question about our project. Oscar tries to bring it to his attention, but he doesn’t seem to care. After dinner, when it is already midnight, we are summoned back into the sitting salon. While we wait for the sheikh to come and have his personal talk with us we are looking at some photo albums full of pictures of men that caught a huge white shark. Sitting on the shark, holding the shark, lying next to the shark. Poor shark.
And then the lecture begins, about why the bible contradicts itself and where exactly it contradicts itself, completely affirmed with the corresponding verses, so quickly found that it reveals the sheikhs routine regarding this matter. We do not believe in Islam nor do we believe in Christianity, so the whole talk is completely pointless to us.
Finally at 02.00 we are released. We say something about how it is very late but the sheikh replies with ‘Don’t worry, I don’t mind you keeping me up, I sleep during the day’. We are so amazed by his remark that we almost forget to keep showing a polite face.
Back home we laugh, my god have we been trapped!

Just not to end with this horrid picture here’s two pics we took in the independent studio of some young designers.
The name of a start-up fashion label, and a picture found on a big scrap board for ideas.

Addis Abeba

Onze verontschuldigingen, dit bericht is alleen beschikbaar in Engels:

Our super short unexpected visit to Addis Abeba (simply Addis for its residents) deserves an extra newsletter of its own. So here is an extra addition of the adventures of MakeFactory on tour!

We had to spend a whole extra month in Dar es Salaam to get the truck on the boat to Dubai. It was a Kafkaesque bureaucratic adventure including completely absurd situations that would actually also deserve its own story. Imagine it is 40° C and the humidity is 80%. After a 100 meters walk you are completely soaked in your own sweat. Crowded offices with people waiting hours and hours. The digital age has not yet started in the administration of Tanzania. We need many papers and we need to show up everywhere in person.

Pity we read this message only after I came to the office.
One minute people wait in lines and pay money and do anything to get a small pile of really important papers together, and the next minute the same papers are released files…:

We found this pile in the ports customs office.

But eventually we were able to get the truck on board of a Safmarine/Maersk ship.
Not just that, but we have to genuinely thank Safmarine, since they decided to sponsor our truck shipping to Jebel Ali, the port of Dubai.
We are truly truly grateful for that, because it was going to bankrupt us nearly.
Thank you Safmarine for your braveness to receive us and listen to our story, and to contribute to our projects!!

The shipping to Jebel Ali takes 4 weeks. So in the meantime we decided to visit Addis and we were welcomed in the home of Geke and Tamrat. Geke works for an NGO that takes care of refugees and her husband Tamrat is a visual artist.

While walking in Addis and absorbing its very rich culture a new project was quickly born. Three weeks seems a long time to just visit and not make anything… Plus an inviting and inspiring environment like Tamrat’s studio, Guramayne Art Center, where the studio is located, and Geke’s stories about her work with displaced people gave lots of food for thought.

Also we noticed while we were visiting Merkato, a busy market place in Addis, that we had received yet another name here in Ethiopia: here we are ferengi’s.
Visiting Africa, we were given many names: Toubab (in Senegal), Mzungu (in Zambia and Tanzania), Ferengi (in Ethiopia), etc.
Although we are new in this continent and we have never been here before, we have already many names.

I guess when people call us these names they are referring to something that could be defined as ‘my people’. I am not sure who these people are or where they come from and I do not feel a certain connection to ‘my people’, but still I seem to be categorized amongst them.
People know and recognize each other’s patterns. In your hometown you can warn the police if you see something suspicious. If you do not recognize someone’s movements and it is new to you, you will try to find something that you recognize. Something to hang on to. This is where I am a ferengi, a mzungu, a toubab and I will be fitted in the mold of the ferengi that people have made for the ferengi’s.
What do they do, how do they move?
But what if I walk the streets and no one can place me? What if people cannot see any context for me? And no one recognizes any patterns in which I move or behave?

I decided to make a suit, that will make me unrecognizable, and to combine it with learning some traditional skills, like braiding with bamboo and banana leaf and palm tree leaf.

If I am a walking gobble ball, a fluffy tree, how will they call me? What if there is no context for me yet…?

Here you see the work in progress: Genet teaching us braiding with grass.

Genet’s neighbor braids with bamboo:

So within a week we finished the suit, and we planned to make a street performance with it, to find out what would happen.
On the Monday before the performance MakeFactory was invited to do a presentation at Guramayne Art Center followed by a discussion. We talked about the suit and there was one man very interested who asked us how we would bring the suit home? We told him we couldn’t take it home and that it would have to stay in Ethiopia.
When asking him if he wanted to have it, he eagerly nodded ‘yes’. So we told him: ’then it’s yours’.
This man turned out to be the director of the National Theatre! So our performance route was now decided. Destination: National Theatre.

Walking in the suit was an interesting experience. At a certain moment I started to feel lonely. People where making a lot of contact with me, but it was not really me, because I could not see them. They where just talking to my outside. In the same time I also felt a sort of safe, because they could not see me. I didn’t have to smile or reply to anyone.
Still after some time I noticed that I wanted to reveal myself and make real contact and answer to people who talked to me.
As I walked longer and longer I also understood that it was not me who was showing anything. By all the remarks people made I started to see how they revealed themselves to me. They where the ones showing themselves, they where the ones doing the performance, I was not showing anything.
Some people said it was beautiful, others quickly made a cross on their chest, and some laughed and liked it, and some people said it could make a lot of banana leaf bread.
Practicality, beauty, joy, fear, misunderstanding was all that the suit showed in people.
I guess even if people do not recognize anything, they create their own individual context immediately.

As we arrived at the theatre we surprised the director, cause we did not tell him we were coming. He was very happily surprised and put on the suit directly, and he disappeared into the theatre with it. The suit couldn’t have a better destination! We are currently making a video of the performance that will appear online shortly.

Lots of thanks to all the great people who helped us with this project!
Geke, Tamrat, Teji, Genet, Yero, Manyazewal, Dymph and many others!!

Dar es Salaam – Nafasi Art Space

De Maakfabriek is nu een goede 5 maanden onderweg met het project ‘Mobile Making Space’. Met een mobiele ruimte werken we onderweg samen met culturele organisaties en maken kunstprojecten met communities. Tot zover hebben we mooie dingen gemaakt en ging het zoals we hadden gehoopt.

Maar onze reis is ook begonnen als een zoektocht. We wilden een soort vrije ruimte vinden door op reis te gaan. Een ruimte, misschien een niet-fysieke ruimte, ontdekken waar de regels door ons zelf en degenen die we ontmoeten gemaakt mogen worden.
Een plek waar de gewone regels van de samenleving niet gelden en waar we niet hoeven worden beperkt door verwachting, politiek of geld. Dat is bijvoorbeeld een van de redenen dat we proberen om nooit geld met onze projecten te laten interfereren, en liever diensten uitwisselen in plaats van ervoor te betalen of ervoor betaald te worden.
Met onze zoektocht hopen we een alternatief beeld te krijgen van de samenleving door er met een artistiek perspectief naar te kijken in plaats van met het ‘gebruikelijke’ economische of politieke perspectief dat veel dominanter aanwezig is in de wereld.


Er zijn allerlei omstandigheden die dat moeilijk maken, zoals ongelijkheid, of bureaucratie. Jaja, bijna was er in Zambia geen project geweest vanwege papier erk en administratie, maar dat hebben wij gelukkig weten te omzeilen.
Hier bij Nafasi, waar we nu alweer bijna twee maanden zijn, wordt het weer wat makkelijker gemaakt.
Dit is van zichzelf al een vrijplaats. Een terrein vol met ateliers, werkruimtes, documentairemakers, lassers, beeldhouwers, kleinere creatieve bedrijven en een dansschool. In het midden staat een bar en een keuken waar elke dag een lunch wordt gemaakt, en waar vele gesprekken, discussies en samenwerkingen ontstaan.
Iedereen groet elkaar en niemand kijkt ergens van op. Op deze plek zijn andere regels aan het werk dan de traditionele regels van de samenleving buiten. Jongens dansen hier ballet en meiden in overalls lassen grote kunstwerken in elkaar. Hier bestaan er eenoudergezinnen en mensen zonder religie. Doordat hier veel zaken geaccepteerd worden die buiten de poort niet gebruikelijk zijn, hangen er ook graag mensen rond die geen kunstenaar zijn, maar die zich hier wel thuis voelen.

Zambia’s project was geweldig en we zijn er trost op, maar ook was het intensief. Intensief om iedereen zoveel mogelijk van dienst te zijn, maar ook om geen mening te geven als er gewoontes opduiken die voor ons onbegrijpelijk zijn. Een tienjarig meisje bijvoorbeeld, dat een hele huishouding moet doen terwijl haar broer van twintig werkeloos thuis is. Dat meisje wilde graag haar dagelijkse leven laten zien in het boek dat we maakten (bekijk het boek hier). Haar leven wordt in het boek alleen gepresenteerd en niet becommentarieerd.
Hier, bij Nafasi, is er een andere discussie, hier gaat het over kunst. Iedereen is het er al over eens dat de regels die hier gelden anders zijn dan die van buiten de poort, hoewel ze soms naar binnen sijpelen….

Nafasi had al een grote tentoonstelling in de planning staan met als thema ‘How did we get here?’. En de Maakfabriek werd gevraagd om daar ook een invulling aan te geven.

Onze persoonlijke reis en metamorfose heeft natuurlijk alles te maken met onderweg zijn. We wilden een antwoord geven als een groep en niet de vraag vanuit een persoon beantwoorden. Daarom hebben we de vraag betrokken op ons gemeenschappelijke ’thuis’ en over hoe ons idee daarover is veranderd als je steeds een ander thuis hebt.
Waar bestaat het dan uit? Het is niet meer verbonden met de spullen of het fysieke huis dat normaal elke dag om ons heen staat. Hoewel spullen iets wel tot een thuis kunnen maken, worden ze onderweg tegelijk ook heel inwisselbaar.
Met zijn allen hebben we de installatie ‘floating home’ gemaakt.
Een verzameling losse, uit elkaar gevallen objecten die zich in een huis kunnen bevinden, maar die nog maar weinig betekenis hebben. Daartussen en omheen sijpelt een blauwe vloeistof die uit verschillende objecten komt en de losse elementen aan elkaar verbindt.

Joseph, een choreograaf die op dansschool Muda Africa heeft gestudeerd, maakte samen met danser Boni een performance voor ons werk.
De performance werd uitgevoerd tijdens de opening, en het festival ‘Asili Ni Tamu’, dat plaatsvond op 30 maart. Tijdens de performance waste Boni zijn gezicht met de verf die uit de wastafel van papier stroomde en schudde daarna mensen uit het publiek de hand met zijn met verf besmeurde handen.
De blauwe verf symboliseerde de verbinding met de mensen. En het is die verbinding die voor ons, terwijl we onderweg zijn, nu kan maken dat we ons ergens thuis voelen.

We hadden verwacht dat heel veel mensen zijn hand niet zouden aannemen, maar dat bleek niet zo te zijn. Er was maar één iemand die het niet deed. Na de performance begonnen de mensen die nu blauwe handen hadden ook elkaar de hand te schudden.

Terwijl we allemaal samen aan de papieren objecten hebben gewerkt werd er ondertussen nog een kat geadopteerd, een masterclass op UDSM, de universiteit van Dar Es Salaam gegeven in samenwerking met kunstenaar Safina Kimbokota, een chap chap workshop gegeven samen met Tanzanian FilmLab en door Mees en Sake een boomhut gebouwd.

Hoewel we ons hier goed in de kunstwereld hebben ingewerkt en we Nafasi ook als een community kunnen beschouwen, kunnen we wel zeggen dat ons ‘floating home’ ook een beetje op een floating island stond, of zoals je wilt, in een bubbel.
We weten niet veel over Tanzania’s andere communities dan de art community.

Wat we wel weten over de kunst community is dat er één vraagstuk erg aanwezig is: de identiteit van Tanzania. En dat is ook het vraagstuk waarmee de regels van buiten onder de poort door mee naar binnen sijpelen.
Het lijkt of iedereen ermee bezig is en alsof de meeste kunstenaars vinden dat het land in een identiteitscrisis verkeert. Het Swahili, dat alle stammen heeft verenigd, heeft er misschien aan de andere kant voor gezorgd dat identiteiten een beetje verloren zijn gegaan of vergeten worden. Staat eenheid misschien niet sowieso een beetje in de weg van identiteit?
Het is een ingewikkeld vraagstuk. Het levert discussie op, maar ook beschuldigingen en vooroordelen. Gelukkig levert het ook kunst op, zoals de tentoonstelling ‘How did we get here?’ liet zien.

Home away from home van Mees en Sake

Inmiddels willen wij ons floating home langzaam laten afdrijven richting nieuwe locaties. Maar dat is nog niet zo vlotjes gedaan. En terwijl we dagen van thuis zitten en wachten op plotselinge actie die nodig is afwisselen met in de hete stad op zoek gaan naar schoenen voor Sake, wordt het al spannender en spannender.
Gaan we het wel halen om naar India te gaan?
Na twee weken van bezoek aan kantoren, papierwerk, bezoek aan de belastingdienst (want onze wegenbelasting bleek verlopen!) blijkt dat we het schip dat we wilden halen echt gemist hebben en dat het verschepen van de mobiele werkplaats naar India veel te duur wordt, en vooral ook veel te lang duurt. We zouden dan in Mumbai meer dan een maand moeten wachten voordat de Magirus aankomt.

Daarnaast blijkt na enig onderzoek ook dat er slechts twee wegen over land India uitgaan. De ene voert door Pakistan. Vanuit Pakistan zouden we dan de grensovergang naar Iran moeten nemen om naar Europa te komen. Dat kan, maar het is een onderneming waarbij je met gewapende anti-terrorisme swats over de grens geëscorteerd wordt. En er is er maar één, met als gevolg dat we dan helemaal aan de andere kant van Pakistan beginnen en de langst mogelijke afstand door het land moeten afleggen. Dat vinden we niks met kinderen erbij.
De andere route is bijzonder aantrekkelijk: via Nepal naar Tibet, omhoog door China naar Mongolië, en dan linksaf door Kazachstan en Rusland naar Europa. Geweldig! Afstand: 15.000 km.
Na enig rekenen, de Magirus doet op wat mindere wegen maximaal 40 a 50 km per uur, en we willen niet meer dan 4 uur rijden per dag. Dat zou betekenen dat we er echt drie maanden over gaan doen en dan kunnen we niet één dag ergens stilstaan. Jammer!

Dus een change of plan: de Magirus gaat direct naar Iran, we rijden door Armenië, Georgië en Turkije weer naar huis. Het goede is dat we in Iran een heel bijzonder contact hebben met een meisje dat grafisch ontwerper is in een kunst-scene die bijna alle uitingen underground moeten doen.
Iedereen vind het jammer van India, maar nu hebben we wel de tijd om in Iran nog een project te doen.

Dorpsbezoek Pentauke, Zambia

Vanaf het begin hadden we aan Grace (de directeur van Barefeet) laten weten dat we heel graag een dorp wilden bezoeken, om te kijken hoe het leven is, maar ook om te kijken hoe de Magirus als culturele meeting space, kan werken.
Het één na laatste weekend is het zo ver. Het wordt een speciaal bezoek. Grace haar moeder komt uit het dorp waar we heen gaan en ze is er al meer dan tien jaar niet geweest. Ook Grace’ broer en zus gaan mee, 6 kinderen en John, Barefeet acteur en man van Grace en onze vriend.

De Magirus tussen de hutten.

Het dorp is prachtig. Mooie ronde hutten gemaakt van materiaal dat voor handen is. De rode typische Zambiaanse klei. Als het dorp om een of andere reden plotseling zou worden verlaten door zijn 700 inwoners kan het zo terug vergaan in de natuur.
Geen stukje plastic is er te vinden. En als het er al is wordt het zorgvuldig gerecycled. De grote 5 liter fles waarin wij water mee hebben bevat de volgende dag een huisgebrouwen maisdrank.

Pompoenbladeren afhalen.

’s Avonds laat arriveren we pas in het dorp. Hoewel iedereen de vrachtwagen al gezien heeft, worden we pas tegen tienen in de ochtend kalmpjes benaderd. “Hello, are you looking for something?”, zegt een oudere heer. We leggen uit dat we op bezoek zijn bij de zuster van Dorothy, maar we zijn haar naam even kwijt. We weten nog wel dat de dochter Margareth heet. “Ohwohw” is het antwoord. Wat zoiets betekent als oké. Met zijn handen op zijn rug staat de mijnheer rustig toe te kijken wat er allemaal naar buiten komt.
Als we bij Rose, want dat is haar naam, op het erfje verzameld zijn om ontbijt van maispap en thee te eten, verzamelt zich een groepje kinderen.
De volwassenen zijn allemaal werken op het land tot een uur of 11. Dan komen ze terug om te lunchen en beginnen met het andere werk dat moet gebeuren.
Dus ook pas om 12 of 13 uur gaan de paar winkeltjes open die er zijn. Waar je wat dingen kan kopen die lastig zelf te maken zijn. En ook wat chips en snoep en frisdrank. De kinderen komen steeds even kijken, en als je te dicht bij komt rennen ze weg als schuwe diertjes. We hebben ook David bij ons, een driejarige peuter, het zoontje van Grace haar broer. David vind het super grappig dat de kinderen bang wegrennen en gaat als een grommend monster op ze af. Waardoor de kinderen nog harder weg rennen.

Voor de Lusaakse kinderen is het dorpsleven net zo anders en nieuw als voor ons. ’s Middags komen er veel volwassenen even hallo zeggen, handjes schudden. Sommige willen vooral weten wie wij zijn en wat we van Zambia vinden, en sommige komen vooral met Dorothy praten, die ze nog van vroeger kennen. Als het gaat schemeren moet er even iets opgehaald worden uit de Magirus. Daar heeft zich een hele club kinderen verzameld. We laten ze een oude truc zien waarbij het lijkt of je het bovenste kootje van je duim afschuift. De kinderen staan met open mond verschrikt te kijken.
We hebben ook een paar goochelduimen bij ons met lampjes er in. Er ontstaat spontaan een voorstelling. En de kinderen zijn niet meer weg te krijgen. Steeds weer willen ze de trucen zien.
Als we geen zin meer hebben zegt Rose dat ze naar huis moeten gaan. En keurig braaf keren de kindertjes zich om om weg te gaan en ze zwaaien gedag.
Het dorpsleven is kalm. Men is er bezig met het dagelijkse en misschien met planning i.v.m. seizoenen. Er is geen ambitie of druk om iets te moeten bereiken.
Grace vertelt dat meerdere familieleden hebben geprobeerd om bij hen in Lusaka te wonen. Daar te studeren en een leven op te bouwen. Maar dat ze na enige tijd toch kozen om in het dorp te wonen. Na twee dagen daar een wat soezerig bestaan mee te maken en te helpen met het eten en de scharrelende varkentjes en kippetjes kunnen wij ons dat wel voorstellen. En toch begin je als haast vanzelf te bedenken hoe de wc, een hok met een gat in de grond, toch ook best een wc pot kan hebben waardoor het principe hetzelfde blijft, maar het toch prettiger gebruiken is. En dat een douche ook zonder waterleiding eigenlijk heel eenvoudig te realiseren is, en dat dat toch makkelijker is dan je wassen in een teil. En de keuken daar kun je eigenlijk ook wel een aanrecht in maken met een pompje om het water uit de emmers te pompen zodat je niet steeds hoeft te scheppen. Misschien nog die ramen…… en die….. en ga zo maar door, en voor je het weet heb je iets dat men vooruitgang noemt. En iets dat veroorzaakt dat je nog meer wil en dat het nog beter kan en opeens is er een stad. Een stad die zwaar milieubelastend is.
Ach ja, waar mijmeringen in een dorp al niet toe kunnen leiden. Voor je het weet heb je civilisatie.

Garden Compound, Lusaka, Zambia

Terwijl in Nederland de scholieren massaal de straat op gaan om te protesteren tegen klimaatverandering en hun ouders het verslag veelvuldig posten op Facebook, kijken wij in Zambia eens goed om ons heen en realiseren ons hoezeer dit een probleem van de rijke landen is. Er wordt wel met vingers gewezen naar de derdewereldlanden vooral als het om plastic vervuiling gaat, maar in Zambia wordt veel en veel minder energie verbruikt dan in Nederland. Er is een fotospecial in de maak over klimaatneutrale productie van goederen en de energiearme samenleving van Zambia. Binnenkort op onze website te vinden.

Na de ontmoeting met het geweldige team van Barefeet Theatre, besluiten we dat ’t het beste plan is om een project te gaan doen met jongeren in Garden Compound. Naast het werk dat Barefeet doet om straatkinderen aangehaakt te krijgen in de samenleving, proberen ze ook om ervoor te zorgen dat kinderen die in moeilijke situaties verkeren, niet kiezen voor een leven op straat. Garden Compound is een sloppenwijk in het hart van Lusaka.

Mensen wonen er eigenlijk op dezelfde wijze als er ook in de dorpen wordt gewoond. Er is geen waterleiding naar de huizen toe en ook geen riolering. Je deelt een gezamenlijk toilet met een groep huisjes en het water dat haal je uit een kraan of pomp, ook voor een groep huizen. De keuken is een verzameling wateremmers en teilen met schone en vuile vaat.
Koken gebeurt op een kookpotje waarin je onderin houtskool legt en bovenop een pan zet. Nshima wordt er met name gegeten, een dikke klont van gekookt maismeel waarmee je de andere gerechten, gebakken pompoenblad en of vlees, kunt oppakken. Bestek wordt er niet gebruikt. Het grote verschil met het leven in het dorp is dat er in de dorpen geen plastic en stadsafval te vinden is. Het is er een stuk schoner.

De huizen zijn klein. Het is geen uitzondering als er met zijn zessen op een matras wordt geslapen achter een opgehangen gordijn.
Nu het regentijd is gebeurt het een aantal keer per dag dat de mensen naar binnen moeten vluchten om te schuilen voor de regen. Er is weinig uitwijkruimte binnenshuis.
Aan de rand van de wijk staat een bibliotheek. Een van de weinige openbare plekken die binnenshuis zijn. En waar veel kinderen gaan schuilen als het regent. Er zijn heel wat boeken, maar er wordt door heel, heel veel kinderen gebruik van gemaakt. Er komen zo’n 300 kinderen per dag. De boeken die er staan zijn allemaal in het Engels.
In Zambia zijn er 7 officiële talen aangewezen van de 70 die er worden gesproken. Het Engels is officieel de eerste nationale taal, maar in Lusaka wordt er veel Bemba en Nyanja gesproken. De veelheid aan talen brengt met zich mee dat de schoolboeken in het Engels worden gemaakt. Hoewel de inhoud wel grotendeels is aangepast aan het Zambiaanse leven, geldt dat niet voor de verhalenboeken. Bijna alle boeken gaan over Engelse levens, maar van sommige boeken is de inhoud ronduit koloniaal. In Zambia laten ook de TV zenders bijna alleen maar buitenlandse content zien. Beelden die moeilijk te relateren zijn aan het gemiddelde Zambiaanse leven.

Als we aankomen bij Barefeet en het team ontmoeten, is er ook een deel van het team bezig te acteren voor een niew op te nemen soapserie. Er is namelijk een nieuwe zender gelanceerd, “Zambezi Magic”, die alleen maar Zambiaanse content wil laten zien. Opeens bedenk ik me hoe we in Nederland ook worden gebombardeerd met series uit Amerika: Netflix, Nickleodeon, Disney, Cartoon Network, en ga maar door. Hoe grappig zou het zijn als we in plaats daarvan alleen maar Zambiaanse series te zien zouden krijgen, of Indiase en Chinese soaps. Waarom niet?

De TV-crew aan het werk:

Na het zien van de boeken in de bibliotheek en de grote hoeveelheid kinderen die daarvan gebruik maken, ontstaat het idee om een boek te maken dat gaat over het leven in Garden Compound en de verhalen vertelt van de lokale geschiedenis. Dat zal kinderen en jongeren inspireren en ervan overtuigen dat ook hun levens en verhalen boeiend zijn.
Barefeet heeft ook een Childrens Council. Een groep jongeren die getraind is om hun peers te onderwijzen over life topics zoals aids, jong ouderschap en huiselijk geweld.
Ze doen dit vaak in de vorm van storytelling workshops en theateroefeningen.
Drie jongeren van deze groep worden ons vaste team. En daarnaast is er een art en drawing team: jongeren die bij de bibliotheek eens in de week samen komen om tekenlessen te krijgen. En een aantal los-vaste jongeren die af en toe meegaan.

We gaan vanuit de Magirus aan de slag. Onze Magirus in actie als lokale werkplaats en als samenzweerdershok van het team, maar ook als tekenruimte voor de vele, vele kinderen die een bijdrage aan het boek willen leveren.

Het team onderweg voor het oogsten van verhalen.

Drie weken lang doen we op drie dagen in de week intensief onderzoek in de wijk. We parkeren onze “Mobile Making Space’ elke keer voor Kafwa, een zelf opgezette school, waardoor de kinderen ons allemaal al heel goed kennen en al komen aanstromen om verhalen te komen vertellen en tekeningen te maken.
Het is een hele kunst om ervoor te zorgen dat iedereen aan de beurt komt, maar gelukkig is het team van de Childrens Council hier heel erg goed in.

We ontdekken zeer uiteenlopende verhalen over de wijk, dramatische en opmerkelijke, maar ook ontdekken we dat de wijk een geschiedenis heeft van zelfredzaamheid, en een haast anarchistische instelling. Het bewijs is te zien aan alle lokale initiatieven die er worden opgezet na weigering tot medewerking van de overheid.
Kafwa is er zelf ook een voorbeeld van. Een school met holistisch onderwijs die werd opgezet voor kinderen die om de een of andere reden niet worden geaccepteerd in een overheidsschool, of die dat niet kunnen betalen.
Want onderwijs is hier geen plicht, maar een recht. Dit betekent dat als je het niet kunt betalen je kan worden thuisgehouden door je ouders.
Ook beginnen veel kinderen eerder of juist later met school, afhankelijk van het werk en de inkomsten van de ouders. Hierdoor kunnen kinderen wel vier jaar in leeftijd verschillen terwijl ze wel in hetzelfde leerjaar zitten.

Kinderen die wel naar school kunnen/mogen zijn zeer gemotiveerd. Op een dag dat een van de docenten van Kafwa naar zijn andere baan was (hij is ook nog freelance elektricien) hebben wij hen eerst het een en ander geleerd over Nederland, Franse les gegeven en wat Japanse woorden geleerd. En alles werd netjes genoteerd in de schriften.

Na een dikke vier weken research, tekenen, schrijven en ontwerpen moeten we zien dat we het boek in een rap tempo geprint krijgen, want een dag later is er afgesproken dat de presentatie bij Kafwa wordt gehouden.
Gelukkig is alles na een dag lang bij de printshop zitten klaar!
Het resultaat is een kleurig boek met een plattegrond met de hand getekend door Juma, veel tekeningen van de kinderen uit de buurt, en vol verhalen over helden en over drama’s. Urban legends over krokodillen in het riool, die later echt waar blijken te zijn, want in de tweede week dat wij aan het werken zijn wordt er een flink exemplaar gevangen!
Het team van Barefeet staat klaar om de presentatie luister bij te zetten. Zodra de drummers beginnen te trommelen stromen de mensen toe. John en Thomas, de acrobaten, lokken een hoop geschreeuw en gejuich uit. Er worden traditionele dansen opgevoerd en er wordt gezongen. Als we het boek voor het eerst laten zien aan de kinderen stijgt er een gejuich op. En als we met een aantal pagina’s langs de grote kring lopen wordt er gejuicht en geklapt als de kinderen elkaar en hun werk herkennen.

De jongeren die onze vaste team vormden zijn blij. Ze hebben veel dingen ontdekt over hun wijk. Ook Barefeet is blij. En wij hebben een hoop geleerd. Over globalisering vanuit een ander perspectief, over formaliteiten en informele zaken. Over hoe kunst daartussen werkt.

Het weekend voordat we vertrekken is druk. Op donderdag moet het Barefeet team naar Ndola, een dorp in het noorden. Een Amerikaanse organisatie die daar een school heeft opgezet, heeft het jaar ervoor het Barefeet team naar Amerika gehaald. Daarom gaan ze nu optreden voor de hele school. Mees en Sake zijn ook in de show!

Helaas moet de chauffeur op één dag bijna 16 uur rijden. Terwijl de dag daarna een village visit is gepland. Meer daarover in dit bericht.

En tot slot, lieve mensen, en vooral sponsors die ons hebben geholpen onze mobiele werkplaats onderweg te houden, deze foto hadden jullie nog tegoed, als je hem nog niet op Facebook had gezien!
Als je ook je naam op de Magirus wilt, dat kan!

Bedankt!

 

Outreach

Vandaag hadden we een heel interessant en ook indrukwekkend programma. Samen met twee facilitators van Barefeet Theatre zijn we op ‘outreach’ geweest.

Outreach is een belangrijk onderdeel van Barefeets programma. Eén of twee facilitators bezoeken plekken in de stad waar veel zwerfkinderen bijeen komen, om daar met ze in contact te komen. Ze kletsen over allerlei dingen met ze, over hun leven, hoe ’t met ze gaat, maar ook over mogelijkheden en kansen. Vandaag hadden ze ook wat kleren voor de kids bij zich.

De facilitators kennen het straatleven erg goed; een van hen heeft een aantal jaar zelf op straat geleefd voordat hij een plek in een opvanghuis accepteerde. Nu is hij volwassen, en werkt hij voor Barefeet Theatre.

Door de straatkinderen simpelweg aandacht te geven, door naar hun verhalen te luisteren, proberen ze de kinderen in te laten zien dat er ook alternatieven mogelijk zijn, en ze te inspireren en stimuleren om grip te krijgen op hun leven.

Het was ontzettend indrukwekkend voor ons omdat we een hele hoop super lieve kinderen tegenkwamen, maar waarvan vele echter compleet gedrogeerd waren en hun lijf én hun leven ruïneren door continu aan plastic flesjes te snuiven.

Aan de andere kant ervaarden we de sociale structuur, de sociale gemeenschap, en de bescherming van de groep waarin ze leven. Ook deze kinderen hebben een dagelijkse routine, net zoals iedereen: hun kleren wassen, water halen, bedelen op straat, sociale activiteiten met elkaar. 

Maar zolang ze zelf niet de noodzaak voelen om iets te veranderen, zitten ze vast aan de plastic flesjes. En het is precies dit waar Barefeet en de Maakfabriek zich voor inzetten: eraan bij te dragen dat ook deze kinderen alternatieve mogelijkheden gaan zien.

Zambia

Bij de grens wordt er een soort toneelstuk opgevoerd lijkt wel. Er zijn 5 kantoortjes waar we langs moeten. Een vriendelijke oudere meneer legt uit in welke volgorde we moeten lopen. Eerst een bodyscan, want met koorts kom je de grens niet over. Dan de immigration, daar koop je een visum. Nu moeten we de Magirus nog naar binnen krijgen. Een verzekering, een Road Tax, en een clearance. Overal krijgen we een prachtig papier met glimmers en stempels en watermerken.
Het is al twee uur als we met een stapel mooie paperassen door de slagbomen het land in gaan. Livinstone redden we niet meer. Als om te bewijzen dat de papieren echt nodig zijn worden we om de 30 kilometer aangehouden en wordt er naar een van de deftige documenten geïnformeerd.
En daarnaast voelen we allemaal de verlichting in sfeer. Wat een gezelligheid in Zambia, iedereen zwaait en lacht naar ons. Of komt het doordat wij blij zijn om Namibië te verlaten?

Na drie dagen rijden en een bezoek aan de befaamde Victoria Falls bereiken we onze werklocatie Barefeet Theatre, in Lusaka! Een geweldige plek waar mensen werken aan theaterstukken en tegelijk aan het creëren van kansen voor kinderen die een leven op straat achter zich proberen te laten.

Hier een aantal foto’s van de wijk ‘Garden compound’ waar we aan de slag zullen gaan:

Namibië

In Namibië hadden wij niets van tevoren georganiseerd. Het land stond niet op de planning van werklocaties, maar kwam ertussen omdat onze mobile werkplaats naar Walvisbaai moest worden verscheept.
Hoewel we eerst begonnen waren toch iets ter plekke te organiseren, is ons bezoek aan Namibië vooral in het teken komen te staan van de Magirus, (onze vrachtwagen) en dieren.
Van tevoren hadden we van een vriendin in Nederland wel een aantal namen gekregen om contact mee op te nemen, waarvan Kirsten er een was. Zij haalt ons op van het vliegveld en we mogen een nacht in haar huis in de woestenij net buiten Windhoek logeren. Een ontzettend fijn welkom!

Maar we merken al snel dat er iets aan Namibië niet klopt… Alle mensen zijn boos of bang, daar lijkt het in eerste instantie op. Maar, denken we bij onszelf, geef jezelf minstens vier dagen om een beetje ‘feel’ te krijgen van wat er echt gaande is in een land. Hoewel een eerste indruk ook belangrijke info geeft van dingen die je na een aantal dagen alweer als vanzelfsprekend beschouwt.
Het is altijd boeiend om de ontvangst bij grenzen te vergelijken. Tot zover, Senegal: luie desinteresse, Ethiopië: een super blij welkom, Namibië: een blaffende dictator. Zegt het wat over de sfeer in een land?
Julus vroeg, toen we in Ethiopië landden: “Zijn er landen waar de mensen over het algemeen blijer zijn dan in andere landen? Waar de gemiddelde blijheid zeg maar gewoon hoger is?”. Alsof het niet iets met de situatie in het land te maken heeft maar meer met een volkshouding of zelfs met een soort volks-DNA. Een leuke vraag!
Ik (Dienke) heb op de master aan ArtEZ een journalistiek mini onderzoekje gedaan naar het vermeende ‘geluks-onderzoek’. Onze onderzoeksgroep stelde het onderzoek ter discussie omdat er buitengewoon veel vragen gingen over de welvaart van de persoon. Heb je een wasmachine, een tv, een laptop, etc.
We vroegen ons af of je daar geluk mee kan meten. Ons is bijvoorbeeld wel eens opgevallen dat op plekken waar mensen erg weinig hadden (geen koelkast, geen tv, geen kraan in huis), ze hun spullen wel heel netjes hielden. De zorg die er aan het karige bezit besteed werd leek mij ook een factor die geluksgevoel verhogend kan zijn. En daarnaast zijn er natuurlijk voorbeelden van mensen met genoeg of (te)veel bezit die niet gelukkig zijn.
In het geluks-onderzoek dat wij onder de loep hielden kwam Togo uit de bus als minst gelukkige land ter wereld. Daarom belden we de ambassade van Togo op, met de vraag hoe dat nu toch kwam, en waarom de bevolking van Togo de vragenlijsten zo negatief had ingevuld.
Veel mensen die zo’n vragenlijst beantwoorden vormen zich misschien een algemene mening over hun gedeelde tevredenheid die op elkaar afgestemd lijkt te zijn. In Nederland klaagt men steen en been, nooit is er iets goed genoeg, en toch komt Nederland altijd als een van de gelukkigste landen uit de bus. Hoe kan dat nu?
In Namibië lijkt iedereen bang. Of op zijn hoede. Niemand heeft vertrouwen in elkaar. Om de huizen staan enorme muren en daarboven op nog prikkeldraad met van die messen, en vaak nog een elektrische schokbedrading.
De welvaart is duidelijk in tweeën verdeeld. Hoewel officieel de apartheid al jaren geleden is afgeschaft en er niet meer wordt ‘gediscrimineerd’ is de welvaart nog steeds totaal ongelijk verdeeld. Alle witten (en ook de nieuwe gekomenen), wonen op boerderijen, of hebben er één (extra) en wonen daarnaast ook nog in de stad. Ze bezitten de bedrijven en zijn over het algemeen de werkgevers en niet de werknemers. Veel zwarte mensen maken een boze of anders arrogante indruk. Zo niet racistisch naar witte bezoekers toe. Die sfeer is overal te doorvoelen.
En daarnaast ziet het er kaal, té clean en te welvarend uit, terwijl het dat eigenlijk niet is.
Kirsten, die ons ontving, noemde Namibië ‘Afrika light’ voor toeristen die nooit eerder in Afrika zijn geweest. We begrijpen achteraf dat dat vooral gaat om het niveau van comfort. Alles werkt er. De organisatie is er goed en de douche en wc is overal schoon.
Maar wij vinden Namibië een zeer gecompliceerde sociaal emotionele oefening in ongelijkheid. Wat ons betreft ‘Afrika extra heavy’.

Walvisbaai is raar!
‘Vriendelijk’ verzoek om de keuken van het hostel netjes achter te laten.
In Namibië blijkt ook de vakantie al min of meer begonnen. Een van de contacten was een docent aan de kunstacademie, maar die is al gesloten en de studenten zijn naar huis. Daar valt helaas niet meer te werken. We besluiten de tijd in Namibië te besteden aan dieren en aan de Magirus.
Voor dieren komt iedereen hier. Sommige komen jagen, niet leuk. Maar gelukkig is ook dat heel steng gereguleerd en komen de meeste mensen de dieren gewoon bewonderen.

We halen met de trein de Magirus op uit de haven van Walvisbaai en rijden er mee terug naar Windhoek. Onderweg komen we vast te zitten in het zand! Omdat de schemering invalt en ons aangeraden is de auto niet te verlaten vanwege de vele wilde dieren, brengen we een nachtje door midden op de weg. De volgende ochtend worden we met hulp van voorbijgangers weer op weg geholpen.

In Windhoek verblijft de Magirus enkele dagen op het terrein van een garage. Er is een ontzettend vriendelijke monteur aan bezig die ons ondertussen alles laat zien wat hij doet, en hoe we het zelf kunnen onderhouden. Hij vindt het gelukkig heel leuk om het aan anderen te leren.

Na tien dagen Windhoek en gesleutel aan de wagen vertrekken we op weg naar Zambia, met als tussenstop een bezoek aan Waterberg en Etosha National Park, om dieren te gaan zien.
Mocht je naar Namibië gaan, dan kunnen we je beloven dat een bezoek aan een wildpark niet eens nodig is. De giraffen, zebra’s, bavianen en koedoes vliegen je om de oren.
Ongelofelijk en bewonderenswaardig hoe de dieren weten te overleven in de extreme droogte en hitte.

In het noorden van Namibië en de Caprivi wordt de sfeer beter. Er zijn traditionele dorpen waar we langskomen en omdat de witte bevolking er veel meer in de minderheid is, is er ook niet zo’n scheve verdeling.
Na Etosha gaan we via de Hoba meteoriet, een 3 meter groot brok ruimtegesteente, en een 3000 jaar oude Baobab boom naar Zambia.
Bij de boom zegt de ‘kassa’ meneer tegen ons: “rond de boom moet je even heel stil zijn, want die boom heeft je nog veel meer te vertellen dan Jezus Christus!”

Grazend zwijntje met het Waterberg plateau op de achtergrond.

NO2 buisjes met de Maakfabriek op reis

De Maakfabriek nam voor Buro Blauw een flinke hoeveelheid diffusiebuisjes mee, om op elke projectlocatie een luchtmeting te doen.

Buro Blauw is een onafhankelijk, internationaal opererend ingenieursbureau dat onderzoek doet naar luchtkwaliteit. Buro Blauw doet ook metingen in de buitenlucht, bijvoorbeeld vanwege klachten of overlast in de omgeving, toetsing van richt- of grenswaarden en om een eventuele bron vast te kunnen stellen. Buro Blauw nam de kans waar om een kijkje buiten Europa te nemen, en een hoeveelheid buisjes met de Maakfabriek mee te sturen om te zien welke verschillen er te vinden zijn.

De eerste stop en meetlocatie van de buisjes is Senegal. Tussen 5 en 23 november hebben de buisjes gehangen aan het balkon van Centre Culturel Le Château, St Louis (Senegal). In die periode is een gemiddelde NO2 concentratie van 8 µg/m3 gemeten.

De projectlocatie was een visserswijk op een landtong aan de Atlantische kust met aan de ene zijde de zee en aan de andere zijde de rivier de Senegal. Hoewel de stad in termen van afval en plastic ontzettend vervuild is en er een permanente stank van rottend afval hangt, was de luchtkwaliteit in de termen van Buro Blauw’s metingen toch erg goed.

Luister hier naar het straatgeluid van St Louis:

De zichtbare vervuiling was groot, en vandaar dat de Maakfabriek een project deed met betrekking tot bewustwording van de plastic vervuiling (meer info). De visserij lijkt er echter niet heel veel last van te hebben, want vis is er in overvloed. Gemotoriseerd verkeer en industrie is nauwelijks aanwezig. Dus een hoge score op de schone lucht!
Op naar de volgende locatie: Lusaka, Zambia.

Saint Louis Senegal – Pecheur de Plastic

Saint Louis
Inmiddels zijn we op weg naar onze tweede projectlocatie, na drie en een halve week op het Château Diagn’art. Op deze plek komt elke dag van 16:00 tot 20:00 een groep dansers samen. Jongens en meiden die met elkaar zoveel mogelijk willen dansen. Elke dag wordt er getraind en worden nieuwe moves aan elkaar voorgelegd.
Daarnaast zijn er verschillende dans- en theaterlessen en een mediagroep.
Het Château wil ook een platform zijn voor iedereen die iets te bieden heeft, of die iets wil organiseren.
Het Château ligt midden in de visserswijk op het Langue de Barbarie. Een lange landtong met aan de ene kant de Atlantische Oceaan en aan de andere kant de rivier de Senegal.

Plastic
Mensen hier willen niet graag op de foto of gefilmd worden. Ze denken dat we ons materiaal duur kunnen verkopen en geld over hun rug verdienen. Dat is jammer, want de vissers hebben mooie rituelen om de netten te verplaatsen of boten te water te laten.
De vrouwen kunnen soms hele stapels spullen op hun hoofd dragen zonder hun handen te gebruiken. En vooral de vrouwen, maar veel mannen ook, gaan heel kleurig gekleed. Als confetti zwermen ze door de verder vrij gelige bruinige straten.
In de vorige nieuwsbrief stond al dat er ongelofelijk veel plastic ligt hier. Het afval wordt elke dag met massa’s gedumpt in de zee en in de rivier. Als je er doorheen kan kijken is het echt een heel prachtige stad, maar wij hebben er moeite mee zoals alle toubabs (witten/buitenlanders). Als je bij de kraampjes, hokjes en winkeltjes plastic tasjes weigert vanwege het milieu begrijpt iedereen dat wel, maar meer omdat ze dat gewend zijn van toubabs, dan dat het voor hun ook belangrijk is.
Naast de visserswijk ligt op een eiland in de brede rivier de oude stad. Het is een Unesco Heritage. Daar lijkt er wel afval opgehaald te worden, vanwege de toeristen waarschijnlijk.
Het is moeilijk om er doorheen te kijken en daarom vinden we ook dat we er toch iets mee moeten doen met ons project.

De vrouwen
Adèle, de manager van het Château heeft ook gezegd dat ze het jammer vinden dat er weinig vrouwen in het Château komen. Daarom geeft Dienke speciaal voor vrouwen tekenworkshops. De eerste avond komen er 12 vrouwen, anderhalf uur later dan gepland, compleet opgedoft om mee te doen. Geweldig! Moussa, een van de crewmembers van het Château wilde net de deur van het centrum gaan dicht doen (het sluit namelijk om 8 uur, maar toen gingen we toch maar weer open).
De vrouwen komen niet veel hun huis uit. Er is een ingewikkeld sociaal leven met uitgebreide families die gezamenlijk rond een patio wonen. De vrouwen koken om beurten de lunch (om 14:30) en het avondeten om 21:00, voor veel mensen, wel 9 tot 15 personen. Dat doen ze in grote schalen op een heel klein kolenpotje, en dat duurt wel even. Het eten eet je met z’n allen uit een grote schaal, zittend op de grond.
Achter ons huis woont Thieka met allerlei familieleden, waarvan we er maar niet achter kunnen komen hoe de familie in elkaar zit.
Dienke geeft hen eerst de tekenopdracht om elkaar blind na te tekenen, zonder op je papier te kijken dus. Een opdracht die meestal voor veel hilariteit zorgt. Maar ze doen het één of twee keer en zijn er snel klaar mee, en vragen dan of ze het goed hebben gedaan. Ze doen het alleen voor ons, dat is duidelijk. Heel lief van ze, maar als het ze geen reet interesseert kunnen we beter wat anders doen. En dat doen we dan ook maar. Vertellen in Wolof en Frans hoe wij wonen. Dat Oscar eten kookt vinden ze geweldig. Dat moeten hun mannen ook maar eens gaan doen.

Pecheur de Plastic
Samen met de dansers van het Château hebben we een performance bedacht waaraan het publiek kan meedoen om aandacht aan het plastic te geven.
 
De dansers van het Château hebben een choreografie gemaakt waarbij ze in gele visserslaarzen van voor naar achter bewegen met netten en het plastic opvissen. Publiek en dansers krijgen blauwe handschoenen aan en zo lopen we in een grote vissende karavaan met z’n allen naar het begin van het eiland en dumpen het enorme monster van plastic aan het einde van het strand, als een monsterlijk gevangen vis.

Erosion
Een ironische probleem dook echter op afgelopen week. Er was enorm hoog water. Maar op de kant van de landtong waar wij zijn en waar ook het Chateau staat, zijn de huizen tot vlak aan het water gebouwd.
Door hoge golven die één of twee keer per jaar voorkomen worden er grote delen van de huizen zomaar weggespoeld.
Niet alleen is het wegspoelen van de huizen natuurlijk een veel groter probleem voor de Senegalezen dan het rondslingerende plastic, maar voor de performance was er om te beginnen ook maar de vraag of er wel een strand zou zijn.
En als het strand weer tevoorschijn zou komen ligt er dan nog wel plastic op?
En is alles niet al door de zee weggespoeld…

Na drie dagen toen het water weer enigszins gezakt was bleek het strand nog steeds erg smal. Maar plastic lag er alweer genoeg. Tsjonge, in drie dagen tijd. Als we iets verderop het strand op gaan dan kan de performance daar uitgevoerd worden.
De beweging die de jongens hebben gemaakt is prachtig. Met de gele laarzen is het erg spannend. Gaan ze er komen? Elke dag zegt Ablaye, onze geweldige begeleider en vriend, dat hij het de volgende dag hoort.
Uiteindelijk op de dag van de performance zelf, vlak voor het begint, dendert een groep vissers binnen, waaronder ook de broers van Ablaye, met zakken laarzen. Gelukkig! En wat geweldig! De vissers vertonen zich vrijwel nooit in het cultureel centrum.
Maar nu lenen ze niet alleen hun laarzen uit, maar blijven ook met zijn allen kijken. Er is ook publiek van de andere cultuur plekken in St. Louis, van het WaaW centre, en het Institut Francais.
De eerste ronde wordt in het centrum opgevoerd en daarna gaan we met de muziek en de dansers naar het strand. Meteen verzamelt zich een groep mensen en kinderen die de blauwe handschoenen willen.
Wat een groot publiek! In het begin rapen de kinderen hout en stenen op. Vinden ze dat afval? Het zegt iets over hoe ze het plastic niet als probleem of afval ervaren.
Op de kapotte kade die door de woeste golven de afgelopen dagen is aangetast, staat toevallig net de burgemeester. En hij wordt door lokale TV geïnterviewd. Dat is een mooie aanvulling van ons publiek, er ontstaat een heel oploopje.

Na een wat warrig eind vertrekt de dansgroep met het volle net weer naar het Château. Terwijl het publiek uitwaaiert blijven onze vrienden over waarmee we ons afscheidsfeestje vieren. Lekkere hapjes worden plotseling aangevoerd en Coura heeft bissap gemaakt, een felrood sap van hibiscus. De dansers buitelen over elkaar heen en proberen Mees en Sake zover te krijgen dat ze ook hun breakdance kunsten laten zien. Maar ze durven niet voor deze grote boys. De broers van Ablaye blijven ook over.
Hij heeft vijf broers, allen visser. Ze vertellen ons alles over het vissersleven, over het zingen bij het binnenhalen van de netten. Ze vinden het mooi dat we zo geïnteresseerd zijn. De performance vonden ze ook mooi, en het lijkt echt op hun werk, zeggen ze. De oudste broer van Ablaye vraagt: “waarom varen jullie niet een keer mee?”
Wat? Mag dat? Kan dat? Al die tijd hadden we boze vissers die niet op de foto willen en nu worden we op onze laatste dag plotseling uitgenodigd om mee te varen.
Iedereen gaat met iedereen de hele avond op de foto en iedereen vindt dat het te kort is dat we er waren.
Op het laatst blijven de vrouwen over. Ze klappen in hun handen en zingen een lied waarbij iedereen om de beurt een dansje doet. Tenslotte vertrekken zij ook en blijven we achter met Adèle om nog een biertje te drinken.

Het was een geslaagd project. Bekijk het filmpje van de dansers binnenkort op onze website.
Namibië here we come.

De geit en het schaap zijn hier wat in andere landen honden en katten zijn. Ze zwerven door de hele stad. En eten voornamelijk karton.

Vertrek: naar Senegal

Verbouwing
Heel hartelijk bedankt voor al jullie steun, hulp en donaties die er gedaan zijn! Echt fantastisch!
Er was een behoorlijk lange radiostilte gedurende de zomer van ons. Dat had te maken met de enorme hoeveelheid werk die er verzet is. Met hulp van vele mensen.
Hier zie je een foto van de geweldige werkplaats die we nu hebben en die inmiddels klaarstaat in de haven van Antwerpen voor vertrek naar Namibië.

De Magirus had zijn vuurdoop al gehad op de Dag van de Eng waar wij mochten staan als het goede doel van de opbrengst van de oogst van de Eng dat jaar.

7 huizen
Al weer zo lang geleden leek het dat we de tentoonstelling 7 huisjes aan het maken waren en hebben aangekondigd in de nieuwsbrief, maar het resultaat was nog niet verteld. De tentoonstelling heeft inmiddels een maand gestaan in de openbare bibliotheek en in het Forumgebouw van de WUR in april. Dit zal ook nog vervolg krijgen met een gastles voor studenten internationale betrekkingen aan de WUR. En ze zullen nog op andere locaties te zien zijn.

Maakfabriek op reis
Inmiddels zijn wij aangekomen in Senegal om ons nieuwe project te gaan uitvoeren. De Maakfabriek crew was een hele dag langer onderweg dan gepland omdat bij aankomst op Schiphol na lang wachten en vertragingen, onze vlucht uiteindelijk werd geannuleerd. Maar dat vonden wij helemaal geen ramp aangezien we in een superdeluxe hotel verbleven, en de dag die we moesten wachten op de nieuwe vlucht in het zwembad, de sauna en het Turks stoombad hebben gezeten. Zo konden we super uitgerust aan de lange trip beginnen.

Saint Louis
En nu zijn we er, in St. Louis, Senegal!
In het Cultureel centrum Le Chateau, Diagn’art. Het weekend om te acclimatiseren en maandag aan de slag met het eerste project. Hier wat foto’s van het straatbeeld hier.

Plastic
Plastic het nieuwe (of niet meer zo heel nieuwe) wereld thema. Als je de bodembedekking kan wegdenken is het allemaal prachtig hier, maar zoom eens in op de foto’s. Dit is hoe het is…:

De rivier de Senegal is het afvoerkanaal van het plastic van de stad. Wat kunnen we doen? Wie komt met het geniale idee om te bedenken hoe dit kan worden verwijderd, voorkomen, verdwijnen?
Want dat is wat ons vanaf de eerste minuut bezighoudt. Hoe kan deze milieuramp worden gekeerd die zich wereldwijd afspeelt en voor het overgrote deel de verantwoordelijkheid is van grote westerse en Chinese producenten…

First Art Kit

First Art is een reizend onderzoeksproject waarin er tien First Art Kits naar kunstenaars over de hele wereld worden gestuurd in een poging de conditie van de beeldende kunst in kaart te brengen. Aan de ontvangende kunstenaars wordt gevraagd een (beeldend) antwoord te geven op de vraag “Hoe urgent is kunst?”.

Een First Art Kit is een koffer, vormgegeven zoals een First Aid Kit, gevuld met basismateriaal om op een openbare locatie een instant kunstwerk te kunnen maken. Op de koffer bevindt zich een stikker met de volgende tekst:

Imagine this: you have stranded on a desert island and you are in urgent need of art. Luckily you brought a ‘First Art Kit’. First Art Kit is an elementary package containing basic materials to instantly create a work of art in any distressed situation. First Art Kit will help you mentally survive.
First Art Kit has been sent to you by a fellow artist who believes that you could be excellent in providing first aid in case of absence of art. For yourself, your surrounding, or for a specific situation in your neighbourhood. We challenge you to make an artwork with the content of the First Art Kit within six weeks for a location that is in need of art.
We invite you to document your work and process, and mail your pictures or films to: work@firstart.nl after which it will be placed on the First Art website.
Please fill up the Kit after you have used it with materials of your choice. Sent the First Art Kit to a new fellow artist and mail us who will receive the Kit next.

De antwoorden van de kunstenaars zijn te vinden op www.firstart.nl.
Van dit project is een publicatie verschenen die je via deze link kunt bekijken.

Het First Art collectief bestaat uit:
Dienke Groenhout – Bas Fontein – Marena Seeling – Coen Vernooij