Het binnerlijk en het buiterlijk

Ons eerste kledingstuk is onze huid. Het lichaam waar we in zitten. We kunnen niet kiezen voor een kleur of een vorm.
Je huid, je lichaam, je eerste pak bevat al zoveel informatie en draagt al zoveel geschiedenis met zich mee, en dat is van invloed op je identiteit nog voordat je een kledingstuk hebt aangetrokken.

(Work in progress: Het Binnerlijk, een binnenstebuiten kostuum bestaande uit organen van textiel)

Daarna volgen de andere lagen waarmee je die identiteit kan sturen. Je hebt als mens ook altijd een context bij je. Die context zou je ook kunnen zien als een kledingstuk, een verlengstuk van je lichaam
 
Als ik op reis ben, denk ik na over wat mij een vreemde maakt als ik ergens anders ben, waarom de regels voor mij plotseling anders zijn, of niet van toepassing. Het kan vrijheid geven. Maar soms ook een te strak kader.
Bijvoorbeeld als je ergens al drie maanden bent en de mensen roepen nog steeds “Welkom in mijn land!”, dan voel je je plotseling ietsje minder welkom, en vraag je je af wanneer je één van hen mag worden.”
 
In Ethiopië begon ik mij af te vragen hoe ik mijn eigen context kon aantrekken. Als een kledingstuk. Kon ik er misschien voor zorgen dat de mensen geen referentie meer hadden en geen aanknopingspunt om mij ergens mee te vergelijken. Hoe zullen ze dan de vreemdeling benaderen?
 
Ik maakte een pak van bananenblad, bamboe en gras, dat helemaal over mij heen kon zodat niets van mijn eigen ik nog te zien was.
Daarmee liep ik over straat. In het begin voelde het veilig binnen in het pak.
Niemand zag me. Niemand wist wat of wie ik was. Ik hoefde niet te glimlachen of te antwoorden. Maar op een zeker moment begon ik me eenzaam te voelen. De mensen maakten heel veel contact met mij, maar ik was het niet echt. Ik kon hen niet zien en zij mij niet, tenminste niet echt. Ze maakten contact met mijn buitenkant. Ik merkte dat ik mezelf wilde onthullen om écht contact maken, en dat ik verschillende onderdelen van mijn vermeende identiteit ook wílde hebben.
 
Maar ik merkte ook, doordat dat ik afgesloten raakte van de mensen, dat ik eigenlijk niets van mezelf liet zien. Ik was het niet die de performance deed, ik was niet degene die op ‘het podium’ stond. Het was het publiek dat op mij reageerde die de echte performance deed.
Zij begonnen zichzelf te onthullen door mijn verhulling.
Sommige mensen sloegen een kruis, anderen vonden het pak heel erg mooi en wilden eraan voelen. Sommige mensen dachten dat het een vergeten Ethiopische traditie was. Sommige mensen werden er blij van, en andere merkten op hoeveel brood je wel niet van al dat bananenblad had kunnen maken.
Het kostuum onthulde de angst, het plezier, de nieuwsgierigheid, de praktische aard, het onbegrip, en het gevoel van schoonheid in de mensen zelf.
Misschien als mensen maar weinig herkennen om aan te refereren dat ze direct hun eigen individuele context voor iets scheppen. Dat zegt dan meer over henzelf dan over die ander.
 
Sindsdien heb ik meer kostuums gemaakt, waarvan er drie op dit moment worden tentoongesteld in Museum Villa Mondriaan. De kostuums zijn meer dan alleen een schil, ze zijn een verkenning van mogelijke identiteiten. Welk deel is toeval, welk deel wordt toegewezen en welk deel is een persoonlijke verworvenheid? Identiteiten bevinden zich in een symbolische tijd en ruimte in een denkbeeldige geografie. Ze zijn fictief als het ware. Verzonnen door een groep, een hele samenleving of een politiek idee. Een vreemdeling aantrekken is een transformerende activiteit. Hoewel je zelf bekeken wordt, begluur je intussen je publiek.